| |
Twee maanden werkeloos in de Biggarsbergen.
Onze nieuwe posities moesten verschanst en versterkt worden, wat ons eenige weken bezighield. Generaal Botha was met eenige kommando's naar den O.V.S. vertrokken waar Lord Roberts met grooten haast binnendrong, na Kimberley ontzet te hebben. Generaal Joubert lag ziek te Pretoria, waar hij eenige dagen later bezweek en dus voor goed afscheid nam van het bloedige tooneel van den oorlog, nadat hij 21 jaar Kommandant-Generaal van de Z.A.R. en een der meest prominente figuren in het lange Zuid-Afrikaansche drama geweest was, dat zich in het laatste twintigtal jaren tusschen Boer en Brit had afgespeeld en waarvan toen een der bloedigste bedrijven werd opgevoerd. In Natal hadden de generaals Erasmus en Meijer het bevel. Het opperbevel over de Transvaalsche troepen kwam in handen van Louis Botha die het vertrouwen van het gansche leger had, onder de omstandigheden een feit van zeer groote beteekenis.
Kort daarna was generaal Botha geholpen door generaal De Wet, in de O.V.S. bezig de kommando's te organiseeren en te trachten den vijand, die in overmacht optrok, tegen te houden. In den O.V.S. stonden de burgers onder het opperbevel van den ouden generaal Prinsloo, die echter toen reeds den moed zóó had laten zinken, dat de teugels van het opperkommando spoedig in handen van generaal De Wet overgingen. Kort daarop heeft deze mijnheer Prinsloo zich tot zegen van zijn volk
| |
| |
overgegeven; helaas echter heeft hij daarbij ook op een lage wijze negen honderd burgers in vijands handen gespeeld. In de Biggarsbergen hadden wij niets anders te doen dan te slapen en te eten, tweemaal moesten wij optrekken tezamen met andere kommando's om vijands kamp te Elandslaagte aan te vallen. Dit geschiedde met groot lawaai, doch op zulk een wijze dat ik het liefst over de bijzonderheden stilzwijg en slechts aangeef dat beide aanvallen zijn mislukt, en wij sneller terugtrokken dan wij aangevallen hadden. Onze generaals waren er echter in zeker opzicht op vooruit gegaan; zij zonden bijna evenveel circulaires aan de verschillende kommando's als Lord Roberts en Lord Kitchener later proclamaties uitvaardigden. Het is mij onmogelijk geweest den inhoud van al deze circulaires te onthouden, doch ik herinner mij goed dat eenige der bepalingen de volgende waren:
het bijhouden eener dagelijksche opgave van het aantal aanwezige burgers;
het inzenden van wekelijksche verslagen over de kommando's;
het bepalen van het minimum dat een veldcornetschap of kommandantschap zou uitmaken;
dat elke 15 man uit een veldcornetschap zouden staan onder een korporaal.
Deze korporaal moest dagelijks zijn manschappen bijeenroepen en ze tellen en een nauwkeurig wekelijksch rapport over zijn manschappen bij den veldcornet en kommandant indienen, welke laatste daarvan bij den generaal verslag moest doen.
Een andere lange circulaire omschreef breedvoerig de bepalingen omtrent het verleenen van verlof aan burgers, een kwestie, waarmede de officieren veel last hadden. Het plan, of zooals het genoemd werd, het verlofsysteem was, zooals men in het Afrikaansch zegt: ‘achter mekaar.’ Toch bleef het min of meer een papieren plan. Een tiende gedeelte van elk kommandantschap kon 14 dagen verlof
| |
| |
krijgen, waarna een ander tiende gedeelte kon gaan. Behalve dit gewone verlof werd er op certifikaat, geteekend door den dokter en den veldcornet, ziekteverlof verleend naar huis, in plaats van den zieke naar het hospitaal te zenden. Dan werd er ook aan een zeker percentage verlof verleend om te gaan ploegen, oogsten of vee verzorgen; b.v. wanneer de schapen moesten geschoren worden. Dit percentage werd uit elke wijk of uit elk veldcornetschap door de betrokken burgers zelf aangewezen; b.v., één burger moest, zeg voor tien anderen, het vee of den oogst gaan verzorgen; zoodat wanneer al de gerechtigden op verlof van hun recht gebruik maakten er ongeveer een derde gedeelte van het geheele kommando afwezig was. De burgers van mijn kommando, dat toen nog slechts uit Johannesburgers bestond, afkomstig van de goudvelden, konden natuurlijk geen verlof krijgen om naar hun vee of oogst te gaan zien omdat zij geen vee en geen oogst hadden. Dit verwekte veel ontevredenheid en gedurig moest ik klachten over de onbillijke verhouding tegenover de burgers van andere kommando's met betrekking tot het verlof hooren. Steeds weer moest ik die klachten weerleggen, menigmaal met scherpe taal, wat dan meestal heilzaam werkte.
Nog een groote bron van ontevredenheid en moeite leverde de order op dat het toestaan van verlof in hoogste instantie afhing van generaal Lucas Meijer, die den verlofpas moest contrasigneeren. Menigmaal, wanneer de generaal in een niet al te beste stemming verkeerde of wanneer er een foutje in de aanvrage om verlof geslopen was, werd deze niet goedgekeurd en moesten de betrokken burgers teleurgesteld naar hun kommando's terugkeeren, hetgeen voor mijn kommando een rit van 18 mijlen te paard beteekende. Men kan dus begrijpen, welk een last en ontevredenheid die verlofkwestie opleverde, en ik moet zeggen dat ook ik dikwijls verontwaardigd gevoelde, wanneer een mijner burgers na heel wat moeite om een onbeteekend foutje verlof werd geweigerd.
| |
| |
Natuurlijk moest deze verlofkwestie geregeld worden, en het was in de officieren te prijzen dat zij paal en perk trachtten te stellen aan het verzwakken der kommando's door de vele verlofgangers. Het is gemakkelijk de bepalingen te veroordeelen; men moet echter niet vergeten dat onze krijgswet in dit opzicht primitief en onvoldoende was, en er dus gehandeld moest worden naar de omstandigheden waarin wij verkeerden. Ook moet niet uit het oog worden verloren, dat het de eerste groote oorlog was, waarbij het gansche leger van de republiek in het veld was.
De maand Mei was nu aangebroken en onze vrienden te Elandslaagte en Ladysmith begonnen teekenen van leven te geven. Spoedig bemerkten wij een voorwaartsche beweging; doch konden niet direct uitvinden op welk punt men ons zou aanvallen. Buller trok met zijn troepen den weg naar den van Tondersnek, mijn positie, langs en ik dacht: Wij zullen het maar weer zwaar te verantwoorden krijgen. Met een sterke patroelje ging ik op verkenning uit en naderde vijands kamp, dat toen al voorbij Waschbank stond. Het bleek ons ten duidelijkste dat hij in groote getalen aankwam, sterke patroeljes, meest in oostelijke richting, in de richting van Jobskop of Zonshoek, uitzendend; waaruit ik afleidde dat hij niet van plan was om bij van Tondersnek door te komen, doch een aanval beraamde op onzen linkervleugel te Helpmekaar, hetgeen voor generaal Buller dan ook de veiligste en beste taktiek was. Helpmekaar lag verder oost dan mijn positie. Het is een klein dorp in een nek of pas in de Biggarsbergen, juist daar, waar dezen een soort van elleboog of draai vormen. Door dit punt te veroveren kreeg men den sleutel van onze gansche uitgestrekte verdedigingslijn in handen, en zoo is het dan ook gebeurd.
De opinie van een kommandant woog in die dagen niet zwaar bij onze generaals en zoo werd dan ook geen notitie genomen van de waarschuwing van kommandant
| |
| |
Chr. Botha, die naast mij in positie lag met de burgers van Swazieland en mijn burgers.
Gedurende mijn verkenning hadden wij afwisselend kleine gevechten met de Engelsche voorposten; op een gegeven oogenblik stuitten wij eensklaps op een twintigtal ruiters van de South African Light Horse. Zij zagen ons voor Engelschen aan, - zooals zij later zeiden, - en wij waren niet minder verrast. Wij troffen hen aan in een deuk, (holte) dicht begroeid met boomen en struiken, zoodat wij elkander niet zagen, voor wij als het ware door elkander reden. Eenige mijner burgers dachten dat het leden van de Iersche brigade waren onder Commandant Blake, en toen zij bij elkaar kwamen, groetten Boer en Engelschman elkander met de hand. Een burger Vivian Cogel geheeten, vroeg na die begroeting: ‘Hoe gaat dit, jong?’ Waarop de ander, die Hollandsch verstond, antwoordde: ‘Oh, alright! Van welke directie kom jij?’ Vivian antwoordde: ‘Van kommandant Viljoen's kommando, ons spioeneer, man.’ De Engelschman werd bleek en zei: ‘Jij speel zeker.’ Meteen viel er een schot en omtrent hetzelfde oogenblik had ook Vivian onraad bespeurd. Hij had dadelijk veel tegenwoordigheid van geest, reed tot vlak naast den Engelschman en vroeg in het Engelsch, tot welk kommando hij behoorde. Het antwoord was kort: ‘The South African Ligt Horse.’ ‘Hands up!’ zeide Vivian en de Engelsche Afrikaander smeet zijn geweer weg en stak zijn handen in de hoogte. Nu hoorde men van alle kanten ‘Hands up!’ roepen. Van den vijand trachtten er eenige te ontvluchten, wat enkele, onder bedekking van het begroeide terrein gelukte; de groote meerderheid werd echter ontwapend en naar Pretoria gezonden.
Het was regel geworden dat, wanneer een burger een Tommy ving, hij de kans kreeg zijn gevangene weg te brengen naar Pretoria en als belooning eenige dagen verlof mocht nemen ‘bij die huis.’ Dit wakkerde den ijver aan om Tommies te vangen, hoewel meer dan een burger daarbij het leven verloor.
| |
| |
Den volgenden dag trok generaal Buller inderdaad met zijn geheele macht op Helpmekaar aan, vlak langs onze posities heen. Wij losten eenige schoten met ons Creusotkanon en hadden verscheidene kleine schermutselingen. Telkens echter concentreerde de vijand eenige batterijen op het punt van waar wij aanvielen en werd ons vuren spoedig tot zwijgen gebracht. Generaal Meyer was met een versterking gekomen tot nabij Helpmekaar, doch de eigenlijke positie aldaar was nooit versterkt geworden en bestond uit de Piet Retiefburgers, bekend onder den naam van ‘Piet Retreaters,’ alsmede uit een klein Duitsch korps. Het was dus gemakkelijk te raden, hoe de aanval op Helpmekaar zou afloopen. Om kort te zijn, de aanval geschiedde en de positie werd genomen zonder veel vertoon, ja bijna zonder verdediging.
Generaal Buller was dus in het bezit van den sleutel tot alle Boerenposities in Natal, van posities die twee maanden lang in ons bezit waren geweest, die verschanst hadden behooren te wezen tot in de perfectie en welker strategische sterkte tot in de kleinste bijzonderheden ons bekend hadden behooren te zijn. Onze generaals, die toen de beschikking hadden over voldoende macht, hadden, met de vlugheid van mobilisatie der kommando's, waarvoor dezen wereldberoemd zijn, niet zulk een fiasco behoeven te maken van onze occupatie der prachtige verdedigingslinie in de Biggarsbergen.
Voor het eerst in dezen oorlog maakte generaal Buller hier gebruik van de gelegenheid om onze, op Dundee terugtrekkende kommando's direct op te volgen. De vijand kwam van Helpmekaar den grooten wagenweg af en dreef langs de achterzijde mijner posities, de verschillende kommando's van Helpmekaar voor zich uit, zoodat ik genoodzaakt was in allerhaast ook mijne stelling te verlaten en mij aan te sluiten bij den algemeenen terugtocht. Hier en daar trachtten de onzen stand te houden, maar met weinig gevolg. Toen wij Dundee bereikten had de vijand lang- | |
| |
zamerhand zijn vervolging verzwakt en bij het vallen van den avond waren wij geheel van hem ontslagen. Tevreden gesteld met het succes van den vorigen dag en in hun voortrukken belemmerd door hun eindeloos convooi, lieten de Engelschen ons op ons gemak verder gaan. |
|