Pietershoogten genomen hadden. Wij reden dien nacht door naar mijn lager te Potgietersdrift; doch door de omwegen, waarlangs wij moesten gaan, duurde het tot den volgenden morgen, dagbreek, eer wij het lager bereikt hadden. Daar aangekomen, vond ik op een wagen een tiental gewonden, juist ingebracht, geel geverfd door het lyddiet. Veldcornet P. van der Bijl, zoo juist uit het gevecht bij Pietershoogten teruggekomen, deelde mij mede dat de burgers daar gewond waren. Ik vroeg hem wat er gebeurd was en hoe de zaken stonden.
‘Ach nee, Kommandant,’ antwoordde hij, ‘zaken lijken ellendig; wrnd. Kommandant du Preez en ik zijn drie dagen geleden naar Pietershoogten geroepen, toen de vijand met zijn groote macht daar trachtte door te breken. Wij waren in een moeilijke positie tusschen andere kommando's in. De vijand stormde herhaaldelijk; doch wij hielden hem tegen en schoten de soldaten tot op 50 treden terug. Onophoudelijk vuurden de Engelsche kanonnen op onze kommando's en deden veel kwaad. Zondag vroeg de vijand stilstand van wapenen om zijn dooden te begraven, die zoo nabij onze posities lagen, dat zij gedurende het gevecht er niet bij konden komen. Ook lagen vele hunner gewonden 24 uren lang nabij onze stellingen en was hun gejammer en gekerm verschrikkelijk om aan te hooren. De stilstand van wapenen werd door ons toegestaan tot des namiddags zes uur.’
Deze wapenstilstand werd op hetzelfde oogenblik verleend dat Lord Roberts Piet Cronjé bij Paardeberg een staking der vijandelijkheden weigerde, eveneens aangevraagd om zijn dooden te begraven.
‘Gisteren,’ vervolgde de veldcornet,’ is de vijand bij sommige posities doorgebroken, en terwijl wij nog vuurden op de troepen, die op ons aanrukten, werden wij op onzen linkerflank van achteren door de Engelschen beschoten. Wrnd. Kommandant du Preez en veldcornet Mostert werden beiden zwaar gewond, doch zijn gered. Behalve deze