de vijand bezig om van drie kanten het kopje te beklimmen; op sommige plaatsen was hij slechts eenige honderden treden van mij af. Ik gaf order te retireeren en nam zelf de zorgen voor den pom-pom op mij. Onder een hevig geweer- en kanonvuur vluchtten wij uit.
Eenige Engelsche schrijvers maken met veel ophef gewag van de wijze waarop onze pom-pom gered werd. Ik zelf vind er echter niets buitengewoons in.
Van de 95 burgers waren er 29 gesneuveld en 24 gekwetst.
Toen ik voor het eerst rust nam, gevoelde ik een zware pijn in het hoofd en begon uit neus en oor hevig te bloeden.
Op een afstand van zeventien honderd tree hadden wij wederom positie ingenomen en beschoten wij den vijand op nieuw met den pom-pom in de positie, die wij zooeven verlaten hadden. Andere kanonnen beschoten hem nu ook, zoodat de vijand het warm te verantwoorden kreeg. Aan de linker- en rechterzijde behield Japie du Preez, met het verlies van slechts vier gewonden, nog steeds de positie met de rest van mijn kommando.
Den volgenden morgen werd het gevecht hervat en speelde Long Tom de eerste partij in het kanonnenconcert, en maakte hij het den vijand zeer onaangenaam. Het was den geheelen dag hoofdzakelijk een gevecht met grof geschut.
Mijn hoofdpijn verergerde en ik had zware koorts.
Generaal Botha was intusschen met versterking aangekomen en tegen den avond stonden de zaken beter. Toen was ik echter ‘klaar,’ ik verloor andermaal het bewustzijn en werd naar de ambulance vervoerd. Dr. Shaw deed zijn best, doch ik bleef eenige dagen bewusteloos, en toen ik weder bijkwam, deelde de dokter mij mede dat ik bij de ontploffing van den bom een lichten schedelbreuk had bekomen. De kwetsuur bleek gelukkig niet erg te zijn; want tien dagen later kon ik mijn bed weder verlaten.
Denzelfden nacht dat ik naar het hospitaal werd ge-