help den vrederechter bij het verzenden van buitgemaakte geweren, ammunitie, voeder enz. naar Pretoria, en wees op uw hoede dat gij niet andermaal overvallen wordt.’
Dit ging mijn ‘vuurmaakplek te boven.’ Dit was te veel voor een witman. Het was een directe beleediging die ik diep gevoelde. Mijn chef was dus van plan mij den kop onder water te houden, hij vertrouwde ons arme kommando niet in de vechtlinie, en hield zijn woord niet om mij weder een kans te geven de geleden nederlaag te herstellen. Wij werden nu achteraf gehouden.
Ik was echter vast besloten en gaf order op te rukken naar Ladysmith, wat er ook van mocht komen. Mocht de generaal my niet in de vechtlinie willen hebben, dan wenschte ik niet langer officier te blijven; het beste was dus maar den bul bij de horens te vatten, al had ik ook geen invloedrijke vriend, op wiens hulp ik kon rekenen. Er was voor mij geen andere weg open.
Den eersten November 1399 kwamen wij in het hoofdlager te Ladysmith aan en ging ik persoonlijk mijn aankomst aan generaal Joubert mededeelen en hem zeggen dat wij wilden vechten en niet constabel spelen achter de vechtlinie.
Na uitgespannen en afgezadeld te hebben, zocht ik de tent van ZEd. Gestr. op, stapte zoo brutaal als ik kon binnen en groette ZEd. Gestr. die gelukkig alleen was. Ik begon mijn zaak direct te verdedigen, en zeide hoe onbillijk het was ons op den achtergrond te houden, en dat de burgers bovendien geprotesteerd hadden tegen deze behandeling. Dit laatste was een argument, dat veel gebruikt werd, wanneer een officier graag iets gedaan wilde hebben.
De generaal was eerst erg opgewonden. Hij zeide dat ik zijn bevelen minachtte en dat hij mij zou laten doodschieten. Na met zijn fijne stem heel wat afgeraasd te hebben, genoeg om den duivel op den loop te jagen, werd hij kalmer en gaf mij op militaire wijze order mij