in de ‘SS-Man’, de ‘Nationaal-socialist’, ‘De Arbeidskameraad’ en ‘Volk en Staat’. Het Duitse blad ‘Freude in der Arbeit’ bracht hem in april 1942 een warme hulde. Het loofde de prestatie van een kunstenaar die zijn carrière startte met karikaturen van joden en andere ‘Schmarotzern’ (parasieten) en het uiteindelijk tot SS-oorlogsverslaggever bracht. Natuurlijk was er ook voor Van Immerseel een zakelijk element verbonden aan zijn ideologische inzet. In een brief van de Oberkommandantur van Diest op 7 juni '40 aan de burgemeester van Averbode, werd geëist dat de sleutels van de drukkerij van Averbode en een personenwagen aan Frans Van Immerseel zouden bezorgd worden.
Meer dan 130 Vlaamse kunstenaars namen deel aan 8 tentoonstellingen in Duitsland. De belangrijkste onder hen waren Dirk en Gerard Baksteen, Jan Brusselmans, Jozef Cantré, Evarist De Buck, Jules De Bruycker, Valerius De Saedeleer, Prosper De Troyer, James Ensor, Floris Jespers, Hubert Malfait, Joris Minne, Luc Peire, Albert Poels, Albert Saverijs, A. Servaes, Slabbinck, Edgard Tytgat, War Van Overstraeten en Wiethaese. Er waren ook Waalse tentoonstellingen in Düsseldorf, Dortmund, Wupperthal, en Aken. Opvallende afwezigen waren Delvaux en Margritte.
Niet al deze kunstenaars waren volgelingen van de ‘Nieuwe Orde’. Volgens Marc Eemans waren de meeste schilders trouwens heel lauw in hun politieke gevoelens. Vele schilders waren volgens hem attentisten, anglofielen of ‘lauwe’ collaborateurs.
Een (niet-gedateerd) rondschrijven van het VNV-hoofdbestuur naar aanleiding van de samenstelling van jury's van conservatoria en gemeentelijke academies bevatte een lijst met namen van kunstenaars die als volstrekt ‘betrouwbaar’ en ‘volksverbonden’ doorgingen. In het domein van de plastische kunsten waren de bekendste namen de volgende: Albert Servaes, Prosper De Troyer, Sam De Vriendt, Gerard Baksteen en Hubert Malfait...
Een andere aanwijzing voor de politieke overtuiging van een aantal Vlaamse kunstenaars was de omstreden Duitslandreis van december 1940 onder leiding van Servaes. Onder de deelnemers waren de schilders Alfons Verdeyen, Jozef Rottiers, Prosper De Troyer, Frans Mertens, Hubert Malfait, Sam De Vriendt en Gerard Baksteen, die zijn broer verving. Voorts nog de beeldhouwers Frederik Minne en Karel Aubroeck. Bij hun terugkomst lieten ze zich in de pers erg enthousiast uit over hun reiservaringen.
Bij de karikaturisten lagen de propagandistische actviteiten meer voor de hand. De meest bekende namen waren die van André Delbaere en Jamin (Paul Jamin van ‘Le Pays Réel’, nu Alidor). Jamin werd door zijn opdrachtgevers blijkbaar enorm geapprecieerd, wat bleek uit de financiële vergoedingen: een maandsalaris van 25.000 F en 750 F per verkochte tekening... Hij leverde de scherpste anti-joodse en anti-geallieerde tekeningen af voor zijn vele opdrachtgevers: ‘Le Pays Réel’, Le Soir’, ‘Les Hommes au travail’, ‘Volk en Staat’, ‘Het Laatste Nieuws’ en de ‘Brüsseler Zeitung’. Hij schreef (onder het pseudoniem Trissatin) ook satirische artikels in ‘Le Pays Réel’ (waarvan zijn broer in 1943-'44 hoofdredacteur was). Jamin was een overtuigd rexist, ging in oktober '41 met CCW naar Duitsland en vanaf januari '44 was hij verbonden aan de Duitse radio waar hij meewerkte aan het parodiëren van de BBC-uitzendingen. In september '44 vluchtte hij naar Duitsland en werkte er mee aan de ‘Kölnische Zeitung’ en de Rex-bladen ‘L'Avenir’ en ‘La Toison d'or’. Bovendien was hij ook medewerker aan
de radio-zender ‘La Wallonie socialiste’. In de laatste oorlogsmaanden maakte hij geen geheim van zijn afkeer voor het crimineel gedrag van een aantal van zijn vrienden. Ook de vernederingen die hij als politiek vluchteling in Duitsland moest ondergaan, kwamen zwaar aan. De buitenlandse collaborateurs werden immers voor parasieten uitgescholden en soms van de tram gestoten... Jamin kreeg na de oorlog de doodstraf en een boete van 5 miljoen F.
Van maart '43 tot februari '44 trok de Propaganda-Abteilung 375.000 BF uit voor het ‘Kunstsalon’ (galerij Memling - op dat ogenblik nog niet geopend). De betalingen gebeurden voor rekening van het Propaganda-ministerie. De P.A. vond het bedrag veel te hoog en stelde voor ‘nichts