maar het had tot dan ontbroken aan duidelijke doelstellingen. Vanaf nu zouden de communisten opnieuw aanknopen bij de-anti-fascistische traditie van de jaren dertig en zouden zij de motor worden van het verzet tegen de bezetter en de collaboratie...
Uit de contacten die Pierre Joye in de lente van 1941 had gelegd met vooraanstaanden uit alle milieu's, ontstond de kern van het latere Onafhankelijkheidsfront. Onder hen was Fernand Demany, een gewezen journalist van ‘Le Soir’, Dr. Marteaux, die van de socialistische partij overgestapt was naar de communisten, en abbé Bolland.
Merkwaardig was de aanwezigheid van André Bolland, een priester uit het bisdom Luik, oprichter van een lekenhulporganisatie voor de missies, de SAM (Société d'Auxiliaires aux Missions). Bolland was missionaris in China en had er de Japanse bezetting meegemaakt. Hij was de medestichter van een Belgisch-Chinese vriendschapsvereniging waarvan ook communisten en socialisten, zoals Dr. Marteaux deel uitmaakten.
De communisten wensten een zo breed mogelijk volksfront uit te bouwen, en waren in de eerste instantie op zoek gegaan naar hun ‘volksfrontrelaties’. ‘Het front van alle vrijheidskrachten, zonder onderscheid van politieke of wijsgerige overtuiging, is opgericht in Vlaanderen’, schreef ‘De Roode Vaan’ in september 1941. ‘In de ellende en de verdrukking hebben de handen van alle eerlijke strijders, katholieken, liberalen, socialisten, communisten, Vlaams-nationalistische democraten en partijlozen zich dan toch gevonden.’ De KPB wilde politieke meningsverschillen zoveel mogelijk uit de weg gaan. Eigenlijk namen de communisten hun eenheidsdromen voor werkelijkheid. Van een echt front was toen immers nog geen sprake. Ze hechtten heel veel belang aan een samengaan met de socialisten. Ze droomden van een onafhankelijkheidsfront, waarvan de arbeidersbeweging de ruggegraat zou vormen. De socialisten die zich zowat tegelijkertijd als het Front in de clandestiniteit begonnen te reorganiseren, wezen evenwel iedere vorm van samenwerking met de communisten af.
Dit standpunt werd vastgelegd op de clandestiene socialistische bijeenkomst van Burnot-Rivière in september 1941. Vooral de poging van de KP om vanaf juni 1940, na het manifest van BWP-voorzitter De Man, de socialistische arbeiders aan te trekken, sterkte de socialistische partijleiders in hun wantrouwen ten aanzien van de communisten. Onderlinge scheldpartijen in de clandestiene kranten van die periode wijzen er trouwens op hoezeer beiden wel van elkaar vervreemd waren. Daarbij kwam nog dat de socialisten in 1941 niet meer konden beschikken over een machtig partijapparaat om de communistische invloed op te vangen.
Toch lieten de communisten niets onverlet om toonaangevende socialisten bij de werking van het onafhankelijkheidsfront te betrekken. Onder hen waren volksvertegenwoordiger De Cooman en senator Missiaen. Ze hadden zitting in het nationaal bureau van het Onafhankelijkheidsfront. In elk geval heeft de clandestiene BSP wel Marcel Sonneville afgevaardigd in het OF-bureau, maar dan alleen als waarnemer.
Bij het Katholiek Blok en zelfs bij de Christelijke Arbeidersbeweging voelde men uiteraard weinig voor een door de communisten geïnspireerd verzetsfront. Alleen enkele ‘randfiguren’ uit de christen-democratische beweging bleken bereid tot medewerking. Eén van hen was advocaat Marcel Grégoire, oud-kabinetslid van eerste minister Pierlot. Hij kwam eind 1942 in het Nationaal Comité van het Onafhankelijkheidsfront.
In de verdere uitbouw van het onafhankelijkheidsfront speelden de regionale comité's een grote rol. De Communistische Partij had daarin wel haar vertegenwoordigers, maar vanaf midden 1943, dus na de aanhoudingen in de partijleiding werd de KP-invloed in vele OF-comité's geringer. In sommige streken, vooral in Oost-Vlaanderen, slaagde het OF erin de plaatselijke comité's op evenwichtige basis uit te bouwen. Bijna overal vond men vertegenwoordigers van alle democratische strekkingen. In Gent b.v. was er 'n liberaal, Martens en later Merchiers, een socialist, Achilles Mussche, een communist, Robert Mussche, en een katholiek, André Alers. De katholieken in de comité's waren ook heel dikwijls figuren die wat buiten het traditionele katholieke milieu stonden.
Het Onafhankelijkheidsfront beschouwde zich als de spil van het Belgische verzet. Al vlug zocht het contact met andere groeperingen zoals de Belgische Nationale Beweging, die net