België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6
(1988)–Rudi van Doorslaer, Etienne Verhoeyen, Herman van de Vijver– Auteursrechtelijk beschermdHet verzet 2
[pagina 24]
| |
Deel 2
| |
[pagina 25]
| |
gen iedere toegeving aan Hitlers expansiepolitiek. Geen gelegenheid werd onverlet gelaten om te wijzen op de zwakke positie van de Westerse democratieën ten opzichte van nazi-Duitsland. In het licht van die harde opstelling kwam de ondertekening van het niet-aanvalspact tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie op 23 augustus 1939 aan als een donderslag bij heldere hemel, niet alleen voor de buitenwereld, maar ook voor vele communisten. In het niet-aanvalspact verbonden de Sovjetunie en nazi-Duitsland er zich voor een termijn van tien jaar toe elkaar niet aan te vallen, noch aan te sluiten bij bondgenootschappen die tegen de verdragspartner waren gericht. Berlijn kon op die manier een gelijktijdige confrontatie aan zijn Oost- en zijn Westgrens vermijden. Maar ook voor Moskou was het niet onbelangrijk dat het - voorlopig althans buiten de oorlog bleef. Wanneer men er rekening mee houdt dat Stalin nog in 1938 zowat de gehele top van het Sovjetleger had geliquideerd, is het niet verwonderlijk dat diezelfde Stalin in de zomer van 1939 weinig voelde voor een oorlog. De Fransen en vooral de Britten hadden zich zo terughoudend getoond bij Stalins voorstel voor een concreet militair pact, dat Stalin er uiteindelijk de voorkeur aan gaf een overeenkomst af te sluiten met de duivel, hier in de gedaante van Hitler. | |
Stilte aan het anti-fascistisch frontDe communisten moesten zich nu op alle fronten verdedigen. De militanten werden de straat opgestuurd om aan de eigen leden en de buitenwereld de nieuwe koerswijzigingen uit te leggen. Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen, en op 3 september 1939 verklaarden Frankrijk en Engeland de oorlog aan Duitsland. Nu kregen de communisten het nog moeilijker. Toch bleef de partij vasthouden aan de strijd tegen het fascisme. Op 5 september 1939 verklaarde nationaal-secretaris Relecom dat de communisten op de eerste plaats zouden staan om het land te verdedigen. Vanaf de tweede week van september had de Belgische KP een politieke uitleg voor het pact klaar. De communisten zagen in nazi-Duitsland niet langer meer de hoofdschuldige. In het Centraal Comité werd de slogan ‘Noch Londen, noch Berlijn’ gelanceerd, met het accent duidelijk op de eerste woorden. De tussenkomst van de Hongaarse Kominternafgevaardigde bij de KP, Andor Bereï, gaf beslist de doorslag. Deze zwenking werd immers ook bij de andere KP's doorgevoerd. Op grond van het geheim protocol bij het Duits-Russisch niet-aanvalspact, viel de Sovjetunie op 17 september 1939 Polen binnen en bezette er de gebieden die tot 1920 bij Rusland hoorden. Ook in de Baltische staten en Bessarabië (Roemenië) waren de invloedssferen duidelijk afgebakend. Stalin voelde zich nu voldoende sterk om van de Baltische Staten (Estland, Letland en Litouwen) en Finland te eisen dat ze Sovjet-garnizoenen op hun grondgebied zouden toelaten. Finland ging daarop niet in, ondanks Russische beloften tot compensatie. Op 30 november 1939 viel het Sovjetleger Finland aan, maar botste op heftige tegenstand van het kleine Finse leger. Onder leiding van Maarschalk Mannerheim, brachten de Finnen de Russen zware verliezen toe. Ondanks Westerse sympathiebetuigingen en allerlei beloften, zag Finland zich op 6 maart 1940 gedwongen in te gaan op de territoriale eisen van de Sovjetunie en de ongelijke strijd (voorlopig) stop te zetten. De Sovjet-inval in Finland zorgde ook in het antifascistische kamp voor scherpe conflicten. Nadat op 25 augustus 1939 ‘L'Humanité’ een verschijningsverbod was opgelegd, werd een maand later de Franse KP officieel ontbonden en de facto verboden. Een deel van de Franse partijleiding vervoegde daarop de Komintern-afgevaardigde die in België verbleef en organiseerde van daaruit de verdere werking van de partij. Toen begin oktober Maurice Thorez, secretaris-generaal van de PCF, deserteerde en ervan verdacht werd zich in België schuil te houden - wat effectief juist was - werd van Franse zijde bij de Belgische regering aangedrongen op een krachtdadiger optreden tegen de communisten. Tezelfdertijd poogde de KPB haar eigen sociale actie te beklemtonen. Het anti-fascisme dat sinds 1936 alle andere thema's had overheerst, was door de nieuwe politieke omstandigheden in de koelkast gestopt. De acties van de communisten spitsten zich toe op twee punten: de campagne voor 1 frank soldij voor de gemobili- | |
[pagina 26]
| |
1
2
3
4
5
6
(1) Het omstreden communistisch weekblad ‘Ulenspiegel’ Alleen wie ‘tussen-de-regels-las’ begreep er wat van. (2) Frans Van Haver, verantwoordelijk uitgever van Ulenspiegel (3) De oud-activist, Jef Van Extergem, hoofdredacteur van Ulenspiegel en later van de clandestiene ‘Roode Vaan.’ (4) De VKP, Vlaamse Kommunistische Partij, voerde vóór de Tweede Wereldoorlog ook campagne voor amnestie ten gunste van de (meeste) activisten uit de Eerste Wereldoorlog (5) De strijd tegen het VNV begon voor de communisten al vóór de oorlog. (6) René Dillen, lid van het VKP-bestuur. Hij werd al in de zomer van 1940 aangehouden. | |
[pagina 27]
| |
seerde soldaten en een andere tegen de werktijdverlenging voor de mijnwerkers. Deze campagnes werden door de regering als ‘defaitistisch’ bestempeld. Ze bedreigden immers twee vitale sectoren. De regering van nationale eenheid, met katholieken, socialisten en liberalen, stelde nu alles in het werk om de communistische propaganda te fnuiken. De uitgave van ‘La Voix du Peuple’ en ‘Het Vlaamsche Volk’ werd verboden. Communistische propagandisten werden aangehouden. Een wet ter ‘verdediging van de nationale instellingen’ werd door het parlement gestemd. Met deze repressie tegen de KP bereikte de regering echter niet wat zij had bedoeld. De twijfel die bij sommige leden en militanten was gegroeid na het afsluiten van het pact, maakte plaats voor interne solidariteit. Het resultaat van dit alles was dat de KPB, spijts het politiek isolement waarin de partij zich na augustus 1939 had gemaneuvreerd, standhield en een aantal clandestiene werkmethoden en structuren uitbouwde vanaf het voorjaar van 1940. Tegelijkertijd werd door minister van Justitie Janson een coördinatiecomité opgericht om lijsten samen te stellen van verdachten die bij een eventueel gewapend conflict zouden worden aangehouden. De communisten kregen op deze lijsten een ruime plaats toebedeeld. | |
De aanwezigheidspolitiek van de communistenToen op 10 mei 1940 de Duitse troepen België binnenrukten, werden enkele honderden communisten ingerekend en naar Frankrijk gedeporteerd. Belangrijk is, dat de bezetting van het Belgisch grondgebied in den beginne niets veranderde aan de politieke analyse van de KP. Globaal gezien bleef de slogan ‘Londen noch Berlijn’ geldig, alhoewel Berlijn toch wel naar de achtergrond was verdwenen. De capitulatie en de aanwezigheid van koning Leopold in België werden goedkeurend begroet. Niet alleen Engeland, ook de Belgische regering, moest het ontgelden. Dit blijkt uit volgend gedicht van Victor Brunclair in ‘Ulenspiegel’. ‘Heeren van LondenGa naar voetnoot(*) Dergelijke krasse taal belette evenwel niet dat zowel Victor Brunclair als hoofdredacteur Jef Van Extergem later zouden aangehouden worden, en de oorlog niet overleefden. De onmiddellijke reactie van de communisten bestond erin van de verwarring in de geesten en het politiek vacuüm gebruik te maken om hun bestaan te manifesteren. Zo verschenen in Brussel, nog tijdens de veldtocht, ‘La Voix du Peuple’ en ‘Het Vlaamsche Volk’ opnieuw. Het waren gestencilde blaadjes, uitgegeven op initiatief van de leiding die nog in het land was. Het lag wel in de bedoeling om als een volwaardige krant opnieuw te verschijnen, maar de onderhandelingen daarover met de Propaganda-Abteilung begin juli mislukten. De politieke eisen die door de bezetter werden gesteld, bleken voor de KP onaanvaardbaar te zijn. Eind juni werd ‘La Voix du Peuple’ officieel verboden. De communisten hadden ondertussen reeds twee | |
[pagina 28]
| |
‘ersatz’-publikaties klaargestoomd: ‘Monde Nouveau’, het blad van de vrienden van de Sovjetunie, en ‘Ulenspiegel’, dat in januari 1940 in Antwerpen was opgericht om het verbod op ‘Het Vlaamsche Volk’ te omzeilen. ‘Ulenspiegel’ verscheen op 2 juni 1940 en werd op 8 juni een dagblad met als ondertitel ‘Volksdagblad voor Vlaanderen’. ‘Ulenspiegel’ was 'n typisch voorbeeld van de communistische aanwezigheidspolitiek. Hoe goed de bedoelingen van ‘Ulenspiegel’ ook waren, het bleef 'n omstreden onderneming. Ook al konden ingewijden goed tussen de regels lezen, de onduidelijke opstelling van het blad zorgde voor de nodige verwarring. Na de oorlog werd de verantwoordelijke uitgever, Frans Van Haver, tot vier maanden gevangenisstraf veroordeeld. Merkwaardig was wel dat hij alles op zich nam. Nochtans was de eigenlijke hoofdredacteur Jef Van Extergem... Naast ‘Ulenspiegel’ beschikte de partij al heel vroeg over een clandestiene pers, waarin wel gans andere geluiden opklonken. Begin 1941 verschenen immers zowel ‘Le Drapeau Rouge’ als ‘De Roode Vaan’. Er was niet alleen de communistische aanwezigheidspolitiek via de pers, maar ook in de plaatselijke besturen namen communisten de plaats in van gevluchte collega's. Dit gebeurde onder meer in het provinciebestuur van Luik en in de gemeenteraad van Seraing, waar Julien Lahaut 'n schepenfunctie waarnam. Deze situatie was evenwel niet van lange duur. De bezetter vond dat het wat te ver gegaan was, b.v. in Luik, waar een communist het tot waarnemend gouverneur gebracht had. Voorts kwam de aanwezigheidspolitiek van de KPB ook tot uiting in de bedrijven, waar de KP-militanten de ontredderde socialistische vakbondsleden trachtten in te palmen. Dit feit zou het wantrouwen tegenover de communisten zo sterk doen toenemen, dat het elke vorm van samenwerking later haast onmogelijk zou maken. De diep ingewortelde anti-fascistische reflex van de KP was door het niet-aanvalspact sterk op de proef gesteld en kwam na de Duitse inval alleen tot uiting in prikacties tegen collaboratiegroepen. De vijandigheid ten opzichte van Rex en VNV zat er bij de communisten diep in. Al vlug lieten ze zich gelden bij tegenbetogingen en anti-rexistische manifestaties. Langs de ‘lakeien’ van de bezetter, het VNV en Rex, kwam ook de kritiek los op de bezetter zelf en op het systeem dat hij bij ons wou invoeren: ‘In werkelijkheid is de zogenaamde “nieuwe orde” slechts een licht gewijzigde versie van de “oude orde”, met andere woorden van het kapitalistisch regime. Vandaag net als gisteren worden de rijken rijker en de armen armer’, schreef ‘La Vérité’ op 1 oktober 1940. Maar de communisten hielden het niet bij woorden. Waar mogelijk gingen ze tot de actie over. Zij zetten de huismoeders aan te betogen voor een betere bevoorrading, vooral in Antwerpen en zij lagen aan de basis van de eerste stakingen. Precies door deze sociale actie, hoe beperkt ze ook nog was, begon de partij zich de laatste maanden van 1940 opnieuw te ontplooien. Maar ook ontstonden daardoor de eerste wrijvingen met de bezetter. Ondanks de onduidelijke houding van de Belgische communisten na het niet-aanvalspact, zijn de bezettingsautoriteiten de KP-militanten steeds blijven wantrouwen. Dit bleek zeer duidelijk uit Duitse nota's en rapporten, onder meer uit de Tätigkeitsberichte van november 1940. Hierin formuleerde de Militärverwaltung het optreden van de KP als volgt: ‘De Belgische communisten wachten gewoon af. Hun houding is ondertussen verstrakt en kan geenszins als pro-Duits bestempeld worden. In hun propaganda sturen ze aan op een mogelijk vertrek van de Duitse troepen en verwachten ze 'n Sovjet-interventie. Zij bereiden zich voor op een machtsovername. Duitsland heeft voor hen slechts één doel, namelijk de kleine naties en de koloniën te onderdrukken’. Dit rapport verwees ook naar anti-Duitse artikels in het communistisch sluikblad ‘La Vérité’. Daarin werden vooral de economische maatregelen van de bezetter sterk op de korrel genomen. Ook de contacten met leden van de clandestiene Duitse KP werden argwanend bekeken. Tijdens stakingsacties, vooral in Wallonië, waren er in de maanden februari-maart-april 1941 reeds een aantal communistische militanten aangehouden. Maar Berlijn en vooral het Reichssicherheitshauptamt spoorden aan tot voorzichtigheid. De Sipo-SD wenste efficiënt toe te slaan en haar actie niet te laten compromitteren door voorbarige arrestaties. Van die kant wachtte men dus af, want in Berlijn was men de militaire campagne tegen de Sovjetunie aan het voorbereiden. | |
[pagina 29]
| |
Van de ontwikkeling van clandestiene activiteiten van de Communistische Partij getuigen een hele reeks sluikbladen. In het voorjaar van 1941 waren het er reeds een tiental geworden, naast de nationale spreekbuizen ‘De Roode Vaan’ en de Franstalige tegenhanger ‘Le Drapeau Rouge’. Ook de jeugdwerking van de partij werd nieuw leven ingeblazen. De vooroorlogse ‘Geünifieerde Socialistische Jonge Wacht’ werd omgevormd tot ‘Revolutionaire Volksjeugd’. ‘Jeunesse Nouvelle’, het blad van de Franstalige ‘Jeune Garde Socialiste Unifiée’ verscheen reeds vanaf oktober 1940. Belangrijk waren daarnaast ook de werking van de communistische intellectuelen rond het blad ‘Les Temps Nouveaux’ en ‘La Voix des Femmes’. Dit waren allemaal elementen die wij in het latere Onafhankelijkheidsfront zouden terugvinden. In mei 1941, toen de grote stakingsgolf pas was weggeëbd, verscheen zowat het belangrijkste manifest van de Belgische KP tijdens de oorlog. De titel ervan sprak boekdelen: ‘Oproep aan het Vlaamse en Waalse volk voor de onafhankelijkheid van het land’. Opmerkelijk was dat tegelijkertijd de Franse KP een gelijkaardige oproep deed. De verklaring ligt voor de hand. Op dat ogenblik bevonden zich immers de twee afgevaardigden van de Komintern, de Communistische Internationale, in ons land. Voor de Belgische KP was het de Hongaar Andor Bereï, die in 1940 door de Belgische overheid naar Franse kampen was gevoerd en die gedurende de ganse bezetting de Belgische KP hielp besturen. Voor de Franse KP was het de Tsjech Eugène Fried, die nog tijdens de bezetting in Brussel zou neergeschoten worden. |
|