| |
| |
| |
Repertorium van personen en plaatsen, verklarende woordenlijst, toevoegsels en verbeteringen.
| |
| |
Repertorium van personen en plaatsen.
A.
Adolf van Bourgondíë sluit een overeenkomst met Vlissingen over het onderhoud van het Westhoofd aldaar 44, moedigt met Adolf Herdinck bij het dichten der dijkbreuken nabij Middelburg in 1530 de arbeiders door zijn tegenwoordigheid aan 331, houdt met Herdinck het leggen van inlagen in Walcheren tegen, en bewaart door in plaats daarvan hoofden en bermen aan te leggen het land 397. |
Adriaen Cornelis Jans Diricxz maakt in 1570 met Jan Heijndricxz het bestek van het grondwerk eener steenen sluis in Kruisland 221. |
Adriaen Engelsz is in 1570 met Jan Anthonisz gezworene van het Kruisland 230. |
Adriaen Hugensoon verkrijgt in 1487 te zamen met Andries Heremanssone, Anthonij Joossen, Heijndrick van Etten, Jan Aertssen, Jan Meeusse, Jan Pels, Joos Raess, Cornelis Wouterszone, Marcelis Joris Pieterssen en Mertijn Hermanssone octrooi voor het bedijken van een gors bij Steenbergen 58. |
Adriaen Jacob Johannisz is in 1567 met Jacob van Gelre, Jan Adriaensz, Joris van Steijnemolen en Cornelis Werckendeth gezworene van den Doel 193. |
Adriaen Pietersz is in 1567 met Dirick Jacobsz borg voor den aannemer eener sluis te Sparendam 246. |
Agger (den) waarom zoo vruchtbaar 94. |
Alblasserdam aldaar en te Kinderdijk, op de Lek en te Lekkerkerk wonen voortreffelijke dijkwerkers 7. Zie verder 106. |
Amer (de Kleine) hoe men dit watertje met rijsdammen en kisten behoort te bewerken 159, misslag aldaar begaan bij de bedijking van den Ruigenhil 366. |
Amer (de Valkenbergsche) misslag begaan bij zijn dichting 20. Zie verder 338 en Gillis Scheijff. |
Amsterdam XXIII, XLIV, 246. |
Andries Heremanssone zie Adriaen Hugensoon. |
Anthonij Joossen zie Adriaen Hugensoon. |
Antwerpen 79, 83, 96, 98, 104, 126, 144, 193, 194, 212, 230, 299, 303. |
Arne (de) 329. |
Artois vereenigt zich met Brabant, Henegouwen, Holland, Zeeland en Vlaanderen tegen den algemeenen vijand X, 396, verbreekt die samenwerking door met Henegouwen en Doornik de Unie van Atrecht te sluiten X. |
Atrecht X. |
| |
B.
Baldus, Petrus 394. |
Bartolus 394. |
Bath waarom zoo vruchtbaar 94. |
Beekman, Dr. A.A. XXIII. |
Beierland Vierlingh visiteert de raaien dezerdijkage 368. Zie verder de Ruigte. |
Berck, J. LVII. |
Berck, Jan is in 1570 substituut-dijkgraaf van Kruisland 230. |
Berge, Claes van vertegenwoordigt in 1570 den heer van Herbays als ingelande van Kruisland 230. |
Bergen op Zoom waardoor de watermolen aldaar, schoon op geheide palen gefundeerd, bezwijkt 205, aldaar en in den omtrek van Hui- |
| |
| |
bergen en Putten heeft men denzelfden grond als in de Zijpe en insgelijks schapenteelt 304, het zinken van een schip in het molenwater doet er de aan weerszijden gebouwde torens instorten 345. Zie verder LVII, 79, 85, 97, 280, 304, 375 en het Noordland. |
Bern (de abt van) vraagt Vierlingh's raad voor het winnen van een aanwas in de Maas 8. Zie verder 41. |
Besooijen aldaar alsmede te Drunen en te Sprang luidt men de stormklok bij dreigende overstrooming der tegen het afkomende heidewater opgeworpen kade 96. |
Beveren aanbestedingsvoorwaarden van het bedijken der schorren aldaar in 1568, 134-147. |
Beveren (de heer van) wordt bij de bedijking van den Doel slecht voorgelicht 16. |
Biervliet 132. |
Blanckaert, Cornelis VII. |
Blauwe Sluis zie Zevenbergen. |
Bloemendaalpolder (onder Klundert) LVII. |
Boekenoogen, Dr. G.J. XXIII. |
Bonavonturapolder (bij Strijen) waardoor ontstaan XXV, 1. |
Borgvliet 94. |
Borrendamme geweldige afneming der kust aldaar door vallen, en hun oorzaken 397. |
Botkreek (bij Klundert) afschuiving van een hoofd aldaar bij de bedijking van Klundert en van de voorversching, en waardoor veroorzaakt 153, 155. |
Bourgondië, Adolf van zie Adolf van Bourgondië. |
Bourgondië, Filips van zie Filips van Bourgondië. |
Bourgondië, Karel van zie Fromont (de heer van) |
Braam, A. LVII. |
Brabant de rivieren en havens bevorderen er de suatie der polders 95, heeft langs den zeekant menigvuldige van de heide afloopende beekjes 96, wier opperwater polders en schorren grooten overlast aandoet 31, 57, 93, 94, 195, waarom verscheidene indijkingen er met veel tegenspoed gepaard gaan 366. Zie verder IX, XI, 94, 97-99 en Artois. |
Brakman (de) in den in 1918 aldaar ingedijkten polder bij Filippine heeft men een welgeslaagde proef genomen met de teelt van zomergerst, erwten en vlas LI. Zie verder Hogerwaardpolder. |
Breda de voorgeslagen stopping van de rivier wordt er voorkomen 98. Zie verder VII, VIII, 2, 58, 69, 72, 87, 92, 193, 213. |
Breedevliet (de - bij St-Anneland) onverstandig beleid bij de indijking van dezen polder 347. |
Breegat (het - kreek in den Ruigenhilpolder) hoe men dit met rijsbermen en kisten behoort te overwerken 159. |
Brielle hoe men er in 1566 bij het leggen van twee sluizen te werk gaat 207. |
Brigdamme 347. |
Brouwerskeete zie Klundert. |
Bruheze, Emerentiana van VIII. |
Bruheze, Jan van VIII. |
Brunings zie A. Caland. |
Brussel 79, 299. |
Buchholz, G.G.H. zijn berekening van den duur van balksluizen XLII. |
| |
C.
Cakelo (gors bij Steenbergen) Vierlingh legt er een dam op XXVI, 2, het wordt niet beweid en wat schado dit veroorzaakt 40, heeft evenals de gorzen van Karckers, Tobe, de Heene en het Henigengors bij bedijking een goede waterloozing te verwachten 97, een aan den prins van Oranje voorgestelde doorgraving van een diep aldaar wordt door Vierlingh ontraden 98. |
Caland, A. geeft een regel aan voor de beste lijn van indijking van schorregrond XXX, welke capaciteit volgens hem de uitwateringssluis vereischt van een aan zee of aan een riviermond liggende polder XLV, meent ten onrechte dat steenglooiingen zijn uitgedacht in de 18de eeuw door Brunings XLVII, zijn gevoelen omtrent de vereischte
|
| |
| |
richting van hoofden en dammen tot bescherming dienende van oevers en stranden tegen den golfslag en de vloed- en ebstroomen XLIX. |
Calantsoog is door een schenkeldijk verbonden met de Zijpe 298, men geneert er zich met het maken van drogevisch 304. |
Cato XXI. |
Catzenellenbogen 82. |
Clock, Jan Aelbrechtsz neemt in 1567 een sluis aan te Sparendam XLIV, 246. |
Coene, Hendrik VII. |
Conrad, F.W., zijn meening dat de uitvinding der schutsluizen in Holland reeds vóór 1253 bekend is geweest, vindt in Vierlingh's tractaat steun XLIV, schrijft ten onrechte de uitvinding of eerste toepassing der steenglooingen toe aan Pieter Straat en Pieter van de Deure omstreeks 1733 XLVII. |
Conrad, J.F.W. vindt in Vierlingh een medestander in zijn bezwaren tegen de door A. Magielse aan de hand gedane middelen om den stroom van aangevallen oevers af te leiden XXIX. |
Cornelis Fransz zie Jan Goedeij. |
Cornelis Geeritsz zie Dirick Jacobsz. |
Cornelis Pietersz. LVII. |
Cornelis Wouterszone zie Adriaen Hugensoon. |
Couwerffve, Jan Jansz van is in 1567 dijkgraaf van den Doel 193. |
Crabbendam 292. Zie verder Keijns. |
| |
D.
Dairanda, Jehan verkrijgt in 1565 samen met Hieronymus Sandelijn, Philibert van Tuijll van Serooskerken en Dirick van der Werve octrooi voor het bedijken van een gors bij de Heijegorsing de Heene en Graaf-Hendrikspolder nabij Steenbergen 83. |
Dale, van XXIII. |
Delft VIII |
Deure, Pieter van de zie F.W. Conrad. |
Dijkwater (het) zie Zierikzee. |
Dintel (de) 2, 40. |
Dirick Jacobsz. onderteekent met Cornelis Geeritsz, Jan Janssz, N. van der Laen, Jan Lambillon en La. Roosvelt de aannemingsvoorwaarden van de leverantie van hardsteen voor een sluis te Sparendam 248. Zie verder Adriaen Pietersz. |
Doel (den) misslagen begaan bij zijn bedijking 16, 162, 338, aanbestedingsvoorwaarden van de bedijking der schorren aldaar in 1568, 134-147. en van een sluis in 1567, 184-194, fout begaan bij het leggen der sluis in 1568, 201. |
Doornik zie Artois. |
Dordrecht VIII, LVII, 176, 247. |
Dreischor 51. |
Drunen zie Besooijen. |
Duiveland wat tot zijn beveiliging tegen inundatie dient gedaan te worden 346. Zie verder 51. |
| |
E.
Eendracht (de) doet de oevers van den Kijkuitpolder inkankeren, en de oorzaak hiervan 384. |
Egypte XXII. |
Engelbrecht van Nassau geeft eenige gorzen bij Steenbergen ter bedijking uit 57-69. |
Etten, Heijndrick van zie Adriaen Hugensoon. |
| |
F.
Fijnaart 37, 78, 80, 97, 156, 338. Zie verder Henigengors, Oud-Fijnaart (of Vrouw-Jacobsland), Ruigenhil. |
Filippine XXXIV. |
Filips van Bourgondië, heer van Souburg, zoekt in 1518 een administratieve vereeniging tot stand te brengen van de wateringen op Walcheren 395, 396. |
Filips de Schoone snaaksch antwoord aan hem van Jan III, heer van Bergen, omtrent den grond van het markiezaat 294. |
Filips II Vierlingh heeft hem vermoedelijk zijn tractaat willen opdragen
|
| |
| |
X, verhuurt de dijkgraafsambten 49, 218, behoort het leggen van inlagen te verbieden 392, 397. Zie verder 8, 18, 51, 53, 57, 100, 105, 235, 236, 263, 277, 358, 394. |
Friesland een van daar overgevlogen zwaan wordt in de Zijpe weder door zijn eigenaar teruggevonden 303. |
Fromont (de heer van) bedijkt den Breedevliet bij St-Anneland 347. |
| |
G.
Gastel na den Pontiaansvloed van 1552 brengt deze dijkage in geen vijf à zeven jaar vruchten voort, en oorzaak hiervan 111. Zie verder 82 en Oud-Gastel, Nieuw-Gastel. |
Geertruidenberg men legt er met goed gevolg zomerkaden rondom de weilanden tot waterkeering 30, heeft menigvuldige van de heide afkomende beekjes 96. |
Gelre, Jacob van zie Adriaen Jacob Johannisz. |
Genderen de bekade uiterwaarden aldaar sueeren door open uitwateringssluizen XXX. |
Gent X, 193. |
Genua havenhoofd tot beveiliging der schepen aldaar 343. |
Godert Roelants is in 1570 kwartiermeester van Kruisland 230. |
Goedeij, Jan neemt in 1568 met Cornelis Fransz. een nieuwgebouwde sluis in den Doel op 195. |
Goes hoe de zakkendragers dezer stad veel dijkgaten hebben gedicht 340. |
Gorinchem VIII. |
Gorishoek (bij Scherpenisse) onverstandige werkwijze bij een daar voorgekomen val 47, 48, nergens in Zeeland valt de stroom den oever zóó rechtstreeks aan als hier 50, 51, de bermen en hoofden zijn er van enkel Vilvoordsche steen opgehaald 343, de stroom neert en stroomt er van uit het gat van Lodijke vlak op de kust 378, de recht vooruitstekende en meest van ebbe aangelegde hoofden doen er aan de oeververdediging meer kwaad dan goed 382, 383, de steile diepten zijn er doorgaande bebermd 390. Zie verder 385. |
Gouda 322. |
Graaf-Hendrikspolder (de - bij Steenbergen) bedijkt vóór het schorre rijp was 54, het wakker gedrag van de landzaten en Vierlingh's beleid behoeden hem bij den Pontiaansvloed van 1552 voor inundatie 308, 309, 324, 325. Zie verder IX, XXIX, 22, 87, 90 en Jehan Dairanda. |
's-Gravenhage kluchtig geval van een raadscheer aldaar 161, men bemest er evenals bij Haarlem en Schoorl de weilanden met straatmest 299. Zie verder LVII. |
's Gravenmoer de weiden en diepen zijn alhier en bij Oosterhout en Raamsdonk zeer wijd en breed 30, het van daar en van Raamsdonk, Waspik en de omliggende heide afloopende water verhindert den aanwas van grond bij Oosterhout 30, 31. Zie verder VIII. |
Groningen VIII. |
Groote polder (de - bij Klundert) LVII, 103. |
| |
H.
Haarlem zie 243, 246, 248 en 's-Gravenhage. |
Haeften, Robert van is in 1567 ingelande van den Doel 193, 194. |
Haese, Servaes de onderneemt bedijkingen onder Kruiningen 299, zijn zot ontwerp om het zinken van den Slijkerdijk te voorkomen 299, bewerkt het indijken van den Hazepolder 300. |
Hattinga, D.W.C. LVII. |
Hazepolder (de - bij Petten), is een kostbare en onvoordeelige bedijking 300. |
Heemskerk, Wouter van ontvangt in 1361 Orisant ter bedijking 398. |
Heenepolder (de - bij Steenbergen) Vierlingh bekraagt het diep tusschen dit gors en het Heijsseschorre 22, 97. Zie verder Cakelo en Jehan Dairanda. |
Heerengors (bij Steenbergen) 58. |
Heer-Jansland (bij Nieuw-Gastel) 82. |
| |
| |
Heerle zie Kruisland. |
Heijegorsinge (de - bij Steenbergen) zie Jehan Dairanda. |
Heijenschegors (het - bij Steenbergen) 84. |
Heijepolder, (de - bij Steenbergen) 69, 73, 83, 87, 287. |
Heijsseschorre zie Heenepolder. |
Helenapolder (de - bij Biervliet) 132. |
Hellegat (het) de bezoding van de onbegroeide slikken aldaar heeft uitgewezen hoever bij de slikken in Zeeland de grens gaat van begroeiing XXVII. |
Henegouwen zie Artois. |
Henigengors (het - bij Fijnaart)wordt door den Pontiaansvloed van 1552 en andere hooge vloeden zoodanig overstelpt met zand dat het in langen tijd voor geen begroeiing vatbaar is 37, 38. Zie verder LVII, 156, 338 en Cakelo. |
Herbays (de heer van) is in 1570 met Louijs de Kachel en Rochus Aertsz ingelande van Kruisland 230. |
Herdinck, Adolf zie Adolf van Bourgondië. |
Herenthout 83 |
Herkingen een voorgenomen inlage daaromtrent komt niet tot uitvoering 394. Zie verder 51. |
's-Hertogenbosch (de meierij van) 274. |
Heusden straffe kleigrond aldaar, en waarom 10. Zie verder VII, 8. |
Hikkepolder (de - bij Oud-Vosmeer) bij de indijking verzinkt de voorversching 356. |
Hildernisse waarom dit evenals Lillo, Ossendrecht, Sandvliet en Woensdrecht, hoewel ook aan de Schelde gelegen, minder vruchtbaar is dan den Agger, Bath en Hinkelenoord 94, een haven zou hier evenals te Ossendrecht, Sandvliet en Woensdrecht de loozing van het van de heide afkomende water zeer bevorderen 95, lijdt evenals Kruisland, Lillo, Oud- en Nieuw-Gastel, Ossendrecht, Santvliet, Steenbergen en Woensdrecht veel overlast van het van de heide afkomende opperwater 195, bij bedijking in twee gedeelten had deze dijkage niet veel meer gekost, en waarom 196, de onoordeelkundige dichting van het aldaar in 1530 gevallen gat veroorzaakt het verlies van het land 332, 342, hoe men in een zoo laag gelegen land ten opzichte van gaten best handelt 361. |
Hinkelenoord waarom zoo vruchtbaar 94. |
Hoboken 293, 294. |
Hoek XXXIV, LIV. |
Hogerwaardpolder (de - onder Rilland en Woensdrecht) heeft evenals de Van Wuijckhuijsepolder onder Hoek en de in 1918 bij Filippine ingedijkte polder weinig bochten in den zeedijk, en waarom XXXIV. |
Holland hoe men daar de duikeldammen aanlegt 11, 12, en er verscheidene slikken zou kunnen doen begroezen 18, aanleg der hoofden aldaar 41, hoe op den slappen derriegrond aldaar de sluizen dienen gebouwd te worden 214, 215, 231, het maken van vingerlingen geschiedt er verkeerd 217, de nietigste plaatsjes besteden er groote sommen voor havens en schuitvlotten 263, vele dijken maakt men er van steen 322, dikwijls worden er bij bedijkingen misslagen begaan in het dichten van gaten 366. Zie verder 3, 7, 8, 10, 24, 37. 247, 292, 297, 333, en Artois, Noord-Holland, Zuid-Holland. |
Holland en Zeeland (de graven van) alsmede de heeren van Putten, Strijen en Voorne plachten hun gorzen oudtijds niet zelf te bedijken maar gaven ze aan anderen ter bedijking uit 118, 402. |
Hondsbossche (de) kracht van den vloed aldaar 271, aanleg dezer zeewering 271, 304, de Slaperdijk doet er in den Allerheiligenvloed van 1570 veel nut 398. Zie verder 24, 292. |
Honingen (bij Rotterdam) steenen dijk aldaar 322, in den Pontiaansvloed van 1552 bedient men er zich op den dijk en in de gaten met goed gevolg van netten 333. |
Honte (de) Vierlingh vreest dat haar stroomen zich tengevolge van de
|
| |
| |
gaten van Lodijke en de Kreke zullen verleggen tot ondergang van den koophandel van sommige steden 340. |
Hop, Jacob de alsmede Maximiliaen Servaes, Jasper Anthonisz, Meerten Jansz, Sijmon de Roo, Jan Tack en Wouter Verhalen zetten in 1567 in bij de aanbesteding eener sluis in den Doel 193. |
Huibergen zie Bergen op Zoom. |
| |
J.
Jacob Simonsz LVII. |
Jan III (heer van Bergen, 1481-1531) zie Filips de Schoone. |
Jan IV (markies van Bergen, 1541-1567) geeft land ter bedijking uit bij den Ruigenhil en Fijnaart 78-82. Zie verder 153, 156. |
Jan Adriaensz zie Adriaen Jacob Johannisz. |
Jan Aertssen zie Adriaen Hugensoon. |
Jan Anthonisz zie Adriaen Engelss. |
Jan Heijndricxz zie Adriaen Cornelis Jans Diricxz. |
Jan Janssz zie Dirick Jacobsz. |
Jan Meeusse zie Adriaen Hugensoon. |
Jasper Anthonisz neemt in 1567 een sluis aan in den Doel 193, 194. Zie verder Jacob de Hop. |
Johnson, Douglas Wilson betoogt dat ondiep water de nadering van lange golven belet XXVII. |
Joos Raess zie Adriaen Hugensoon. |
| |
K.
Kachel, Louijs de zie Herbays (de heer van). |
Karckers zie Cakelo. |
Karel van Bourgondië zie Fromont (de heer van). |
Karel V 402 |
Kattendijke kostbare bermen aldaar aangelegd tot behoud van het voorland 44, de steile diepten zijn er doorgaande bebermd 390. Zie verder 50. |
Keijns aldaar begint de bedijking van de Zijpe 292, de Zuiderzee is er door het overgestoven duinzand zeer ondiep 297, bijzonderheden omtrent de diepte van het water tusschen Keijns, St-Maarten en Crabbendam, de gesteldheid van den bodem onder water en den groei van het wier 298, en de lengte van den Slijkerdijk 301. |
Kempen (de) men beschut er de akkers met wallen en grachten tegen zandverstuivingen 24, onkundige lieden van daar en uit Valkenberg en Westerwolde worden tot baljuw, schout, meier en dijkgraaf benoemd en berokkenen het land door hun onbedrevenheid in dijkzaken veel schade XVI, 92, 218-220, 263. |
Kerkgors (het - bij Steenbergen) octrooi van bedijking 69-78. |
Kerkvaart (bij Klundert) hinder aldaar ondervonden bij het bedijken van de Klundert door de onoordeelkundige sluiting der gaten 149, 359. |
Kerkwerve 51. |
Ketel (de - polder onder Klundert) LVII. |
Ketelduinen (de - bij de Zijpe) doen de Zuiderzee volstuiven met zand 297, 303. Zie verder 304. |
Keulen 300. |
Kijkuitpolder (de - bij Oud-Vosmeer) de welaangelegde hoofden stuiten er de inkankering van den oever 384. |
Kinderdijk zie Alblasserdam. |
Klaaswaal (de ambachtsheeren van) LVII. |
Kloetinge 50. |
Klundert Vierlingh loont er de dijkwerkers niet in daggelden doch naar de hoeveelheid verwerkte aarde, wat hem euvel wordt geduid en waarom 103, velen van die bij de bedijking werkzaam zijn worden ziek en sterven 117, hinder bij dat werk ondervonden door het onoordeelkundig toesluiten der gaten 149, de voorversching verzinkt er bij Brouwerskeete, en waardoor 150, hoe mer de na het voltooien der voorversching waargenomen verdieping der kreken had kunnen voorkomen 158, 362, Vierlingh zoekt de verkwisting, die bij de bedijking in het betalen der daggelden plaats heeft en den prins van Oranje groote schade berokkent, tevergeefs te beletten
|
| |
| |
XIV, XV, 280. Zie verder IX, LVII, 20, 156, 361 en Bloemendaalpolder, Botkreek, Grootepolder, Kerkvaart. |
Kralingen 322. |
Kreke (de) de dichting van het gat aldaar in 1530 met ‘staende wasen’ slaagt niet, en waarom 165, 354, het gat is zoo gevaarlijk geworden door de baatzucht van den heer van Lodijke en het onverstand van die van Reimerswaal 331, 332, 335, 340, wat men tot behoudenis van het land had behooren te doen 165, 166, 359, Vierlingh's pogingen tot dichting van een aldaar in 1530 gevallen gat falen, en waarom 334, 335, onkundige en hun plicht verzakende lieden worden er met het beleid der dijkage belast 341. Zie verder VIII en de Honte. |
Kruiningen de landzaten bedienen er zich bij den vloed van 10 Maart 1570 met goed gevolg van zeilen 332. Zie verder Servaes de Haese. |
Kruisland (bij Steenbergen) lijdt veel overlast van het van Wouw, Heerle, Moerstraten en de heide afkomende opperwater 94; zou, als Roosendaal geen rivier had gehad of deze niet open gehouden ware, bij de bedijking een ganzenpoel zijn geworden 95, bij bedijking in twee gedeelten waren de kosten niet veel hooger geloopen, en waarom 196, aanbestedingsvoorwaarden der sluis aldaar in 1570, 221-230, onnoodige voorzorgen der ingelanden bij den bouw dier sluis, en waarom 230, 231, de schadelijkheid van het stoppen van gaten door er schepen in te doen zinken blijkt aldaar in een voorbeeld 345 Zie verder XX, 69, 73, 74, 85, 87, 230 234, en Hildernisse, Roode weel. |
| |
L.
Laen, N. van der zie Dirick Jacobsz. |
Lake (gors bij Steenbergen) 58. |
Lambillon, Jan neemt in 1567 de leverantie aan van hardsteen voor een sluis te Sparendam 248. |
Langstraat (de) 96. |
Leerdam straffe kleigrond aldaar, en waarom 10. |
Leiden, XXIII, 246. |
Lek (de) hoe men te handelen heeft met gorzen, liggende omtrent het van deze rivier en het van de Maas, den Rijn, de Waal en den IJsel afkomende water 29. Zie verder Alblasserdam. |
Lekkerkerk zie Alblasserdam. |
Leuijs (het - schorre in Saaftingen) aanbestedingsvoorwaarden der bedijking in 1568, 134-147. |
Leuven verscheidene doctoren aldaar zijn in hun verwachting om met de bedijking van de Zijpe voordeel te behalen bedrogen 304. Zie verder 79 |
Lillo men maakt er de dijken van steen 322. Zie verder Hildernisse. |
Lodijke (het gat van) de daaruit loopende stroom valt rechtstreeks aan op Gorishoek 50, 51, 378, wat men bij zijn dichting had behooren te doen tot behoudenis van het land 165, 166, is zoo gevaarlijk geworden door de baatzucht van den heer van Lodijke 331, 332, en door het onverstandig gedoente van die van Reimerswaal 335. Zie verder VIII, XXVIII, LIV en de Honte. |
Lodijke (de heer van) houdt in 1530 de dichting van het gat van Lodijke tegen 331, 332, 340. |
Loozepolder (de - onder Hoek), LIV. |
Luik 69. |
| |
M.
Maas (de) bij lagen waterstand verstuiven er de droogkomende platen, bij hoogen stand van het water neemt de sterke stroom er het slib van mede 9, bij de bedijking van Mijnsheerenland en Westmaas afgedamd 116, 401. Zie verder 3, 8 en de Lek. |
Maeije, Maeijenland (bij Dreischor) zie Zierikzee. |
Magielse, A. zie J.F.W. Conrad. |
Marcelis Joris Pietersen zie Adriaen Hugensoon. |
Maximiliaen Servaes zie Jacob de Hop. |
Mechelen 161, 193, 212. |
Meerten Jansz zie Jacob de Hop. |
| |
| |
Mertijn Hermanssone zie Adriaen Hugensoon. |
Michon, Johan neemt in 1570 de leverantie aan van hardsteen voor een sluis in Kruisland 230. |
Middelburg hoe het gat, in 1530 in den havendijk aldaar gevallen, wordt gestopt 329, dichting met timmerwerk zou niet hebben gebaat 330, het inconveniënt bij dit werk wordt door een kloekmoedigen Fries verholpen 332, aanleg van een vingerling aldaar 332-334, 343, 352, wil Vlissingen en Veere door het leggen van een inlage buitendijken om alleen den koophandel te bezitten 395, 397, en zou ook gaarne inlagen leggen bij Rammekens 398. |
Mijnsheerenland bedijkt door de Karthuizers bij Utrecht met overgroote kosten, en oorzaak hiervan 116, 401. Zie verder de Maas, Moerkerken (de heer van). |
Mildong (bij Steenbergen) 58. |
Moerkerken (de heer van) ontvangt in 1437 Mijnsheerenland ter bedijking, en wordt door deze genoegzaam geruineerd 116, 117, 401. |
Moermont 347. |
Moerstraten zie Kruisland. |
Mortiere (ambachtsheerlijkheid op Walcheren) hoe men een aldaar in 1530 gevallen gat dicht 331. |
Mulder, A.J. XXIII. |
| |
N.
Namen 248. |
Nassau 57, 68, 69, 82. |
Nassau, Engelbrecht van zie Engelbrecht van Nassau. |
Nicolaes Everhardi 161. |
Nicolaes Nicolai, medebedijker van de Zijpe, leent het oor aan de voorslagen van een avonturier tot voltooiing van den zeedijk 300. Zie verder 292. |
Nieuwelandpolder (de - bij Steenbergen) 87. |
Nieuw-Gastel bij de bedijking wordt de dijk te dicht bij de diepte en te klein en te laag gelegd, zoodat het land een paar jaar later vloeit en het herstel groote kosten vergt XXX, 54, 55, lijdt grooten overlast door het van Rukven afkomende heidewater 94, 95, het ware verkieselijker geweest het in twee gedeelten te bedijken 196. Zie verder 97 en Heer Jansland, Hildernisse. |
Nieuwland (bij Strijen) bedijkt in 1484, met zeer groote kosten 119, 402, de ingelanden geven voor het dijksonderhoud meestentijds geld op de opbrengst toe 402. |
Nieuw-Vosmeer hoe men aldaar in 1570 een vingerling aanlegt 367. |
Noord-Beveland waardoor het in 1530 verloren gaat 289, groote misslagen aldaar begaan bij het dichten van gaten 338, legende omtrent de geringe wijdte oudtijds van het water tusschen dit eiland en Schouwen 393. Zie verder 398. |
Noord-Brabant waarom de slikken aldaar spoediger begroeien dan die in de Zeeuwsche zeegaten XXVI, XXVII. Zie verder XXXII. |
Noord-Holland XXXI, LI. |
Noordland (het-bij Bergen op Zoom) de kracht der wintervloeden blijkt er bij het stoppen van een gat met een berm 375. |
Noordwatering (de - op Walcheren) 396. |
| |
O.
Oomken van Brussel behoort in 1551 met Lucas van Schildere en Jan van Schorel tot de voornaamste bedijkers van de Zijpe 299. |
Oosterhout zie 's Gravenmoer, Sint-Catharinendaal. |
Oosterschelde 398. |
Oostwatering (de - op Walcheren) 396. |
Oostwatering (de - op Zuid-Beveland) zie Yerseke. |
Oranje 98. |
Orisant 398. Zie verder Wouter van Heemskerk. |
Ossendrecht men heeft er een gat overtimmerd 330. Zie verder Hildernisse. |
Oudelandpolder (de - bij Steenbergen) 87. |
| |
| |
Oudenbosch zie Sint-Maartenspolder. |
Oud-Fijnaart of Vrouw-Jacobsland 78, 80, 81. |
Oud-Gastel zie Hildernisse. |
Oud-Heiningenpolder (de - bij Steenbergen) 37, 97, 156, 338. |
Oud-Vosmeer zie Hikkepolder, Kijkuitpolder. |
Ovidius XXI. |
| |
P.
Pels, Jan zie Adriaen Hugensoon. |
Petten de over de Hondsbessche hoenslaande golven doen het daar soms als regenen 304. Zie verder 300 en Hazepolder. |
Philippine zie Filippine. |
Putten (de heeren van) zie Holland en Zeeland (de graven van). |
Putten (in Noord-Brabant) zie Bergen op Zoom. |
| |
Q.
Quaelambacht (op Schouwen) 51. |
Quae Maeije een voorgenomen inlage aldaar komt niet tot uitvoering 394. Zie verder Zierikzee. |
| |
R
Raamsdonk zie 's Gravenmoer. |
Ramaer, J.C. behandelt de vraag hoe een schorre op de voordeeligste wijze is in te dijken XXX. |
Rammekens zie Middelburg, Vlissingen. |
Reimerswaal is voortdurend in onmin met den heer van Lodijke 331, onverstandig gedoente bij het dichten der gaten aldaar in 1530, en schadelijke gevolgen hiervan 335. Zie verder LIV, LVII, 50, 85, 340, 341. |
Rijn (de) 1, 3, 8, 300. Zie verder de Lek. |
Rijnland 240, 243, 245. |
Rilland XXXIV, XLVII. |
Rochus Aertsz zie Herbays (de heer van). |
Roo, Sijmon de zie Jacob de Hop. |
Roode Weel (kreek in Kruisland) 69. |
Roosendaal (in Noord-Brabant) een aan den prins van Oranje voorgeslagen stopping van een diep aldaar wordt door Vierlingh ontraden 98. Zie verder 59, 60, 67, 69, 94, 95 en Kruisland, Steenbergen. |
Roosendaalsche beek (de) 58. |
Roosendaalsche vliet (de) 98. |
Roosvelt, La. Zie Dirick Jacobsz. |
Roovere, Pompejus de LVII. |
Roovere, Willem de is in 1570 dijkgraaf van Kruisland 230. |
Rosendaal, Arent van geeft in 1437 Mijnsheerenland ter bedijking uit aan den heer van Moerkerken 116, 401. |
Rotterdam zie Honingen, |
Ruigenhilpolder (de - bij Willemstad) in 1564 bedijkt 40, het daarin liggende rietland klinkt aanhoudend in terwijl het vaste land er de eigenaars voordeel verschaft, en oorzaak hiervan 40, voorwaarden van de uitgifte ter bedijking in 1563 78-82, men legt den dijk bij Fijnaart over een houten dam 152, Vierlingh's advies over het dichten der Tonnekreek tot beversching dezer dijkage 153-159, misslag aldaar begaan bij het leggen der suatieslooten en boezems 170, men maakt er te veel oprellen en verergert dit kwaad nog door de dijkbermen in erfcijns uit te geven 174, oordeelkundige aanleg der meedegreppels aldaar 284, Vierlingh lijdt er groote schade door het bederven van stroo 285, vloeit in den Allerheiligenvloed van 1570 en waardoor XVIII, 289, 361, misslag aldaar begaan bij het dichten van een in 1570 gevallen gat 362. Zie verder LVII, 20, 156, 157, 162, 338 en Amer (kleine), Breegat, Vrouw-Jacobsgat. |
Ruigte (de - dijkage in Beierland) heeft een slappen, lossen grond 368. |
Rukven zie Nieuw-Gastel. |
Rute LVII |
| |
S.
Saaftingen 135. |
Sandelijn, Hieronymus zie Jehan Dairanda. |
Sandvliet zie Hildernisse. |
Schagen de Zuiderzee is aldaar door
|
| |
| |
het ingestoven duinzand zeer ondiep geworden 297. Zie verder 202, 292. |
Scheijff, Gillis bezichtigt met Vierlingh een val te Gorishoek 47, is dijkgraaf van een polder in de Klundert 156, zijn denkbeelden over het dichten van den Valkenburgschen Amer worden niet gevolgd, tot schade van het land 156. |
Schelde (de) valt met groot geweld aan op den oever van Schouwen tusschen Borrendamme en Westerschouwen, 397, 398. Zie verder 94 en de Honte, de Westerschelde. |
Scherpenisse XXVIII, 47, 48, 50, 343, 382. Zie verder Gorishoek. |
Schildere, Lucas van zie Oomken van Brussele. |
Schoorl zie 's-Gravenhage. |
Schorel, Jan van toont Vierlingh de nieuwe dijkage van de Zijpe 292, 293, raadt hem aan er zijn geld in te steken 296, leent het oor aan de zotte voorslagen van een avonturier om den dijk te voltooien 300, zijn looze handelwijze om op de Beurs te Antwerpen deelnemers voor het werk te winnen 303, zijn zonderling ontwerp om de Hondsbossche te versterken 305, teekent afbeeldingen van de in de Zijpe te stichten kerken 305. Zie verder Oomken van Brussel. |
Schoten, J. van der onderteekent met O. Stalpaert en A. de Zwiete in 1567 de aanbestedingsvoorwaarden van het houtwerk eener sluis te Sparendam 246. |
Schouwen de inlagen aldaar zijn een waarschuwend voorbeeld voor anderen 46, 392, 395, dagelijks komen er grondbraken voor 121, de dijk tusschen Zierikzee en het klooster Sion loopt in 1530 over doch zonder door te breken 318, hoe men er tot het leggen van inlagen kwam 360, gaten behooren er aanstonds overvingerlingd te worden 373, de oeververdediging vordert er eendrachtige samenwerking der verschillende polders 395, 396, hoe men er de inlagen bekostigt 398. Zie verder XI, 51, 397 en Borrendamme, Noord-Beveland, Quaelambacht. |
Sickele, Victor van den zie Victor van Sighel. |
Sighel, Victor van laat het Westhoofd te Vlissingen aanleggen 44. |
Sijmon Jansz LVII. |
Sint-Aagten 193. |
Sint-Annapolder (bij den Doel), aanbestedingsvoorwaarden der bedijking van het daarvóór liggend schorre in 1568, 134-147. |
Sint-Anneland zie Breede Vliet. |
Sint-Catharinendaal (klooster bij Oosterhout) 31. |
Sint-Jansland zie Sir-Jansland. |
Sint-Maarten de Zuiderzee was er in 1552 nog niet met duinzand volgestoven 303. Zie verder 297, 298 en Keijns |
Sint-Maartensdijk de aanleg van een vingerling aldaar bij de vernieuwing eener sluis veroorzaakt groot gevaar voor overstrooming 219. |
Sint-Maartenspolder (de - bij Oudenbosch) men dicht aldaar gaten met dijk van dijk 325, 364. |
Sint-Ontkommerpolder (de - bij Steenbergen) 69, 87. |
Sion (klooster bij Noordgouwe) zie Schouwen. |
Sir-Jansland 51. |
Slijkerdijk (de) hoe Vierlingh er een paar sluizen fundeert 202, 203, van wat specie hij is opgebouwd 301. Zie verder Keijns, Servaes de Haese. |
Smaeck 20. |
Smit, Mr. J.P.W.A. VII. |
Sommelsdijk 347. |
Souburg 395. |
Spaarne (het) 241. |
Sparendam aanbestedingsvoorwaarden van het houtwerk en de hardsteen eener sluis aldaar 240-248. Zie verder XLIV, 233. |
Spiegel, L.P. van de bezat indertijd het handschrift van het tractaat XXII. |
Sprang zie Besooijen. |
Stalpaert, O. zie J. van der Schoten, |
Standaarbuiten 82. |
Steeland, Marcus van is in 1565 rentmeester-generaal van den prins van Oranje 82, 83. Zie verder VIII. |
Steenbergen de Pontiaansvloed van 1552 overstelpt de plaat aldaar zoodanig met zand, dat zij langen
|
| |
| |
tijd niet begroeien kan 37, 38, zoo Roosendaal geen rivier had gehad of deze niet opengehouden ware, zou bij de bedijking van Kruisland de omtrek van Steenbergen een ganzenpoel zijn geworden 95, Vierlingh's streven om er de gesloten haven weder te openen blijft vruchteloos 96, het stoppen der haven doet er het land des winters blank staan van water 98, 99, bestek van de havendijken 107, 108, het toesluiten der haven vernietigt er de welvaart 164, men laat er tot groote schade van het land de tot suatiekolken strekkende kreken dichtkarren XVII 197, hoe men er bij de vernieuwing der buitensluis de kamers maakt 237, hoe men sluideuren behoort te maken om den bouw minder kostelijk te doen zijn dan daar 238, 239, de dijkwerkers ontvangen noch hier noch te Zevenbergen gereedschappen op kosten der dijkage 297, de wakkerheid der landzaten behoedt onder Vierlingh's leiding bij het dichten van de gaten in den Graaf-Hendrikspolderdijk het gansche land voor overstrooming 308, 309. Zie verder VII-IX, XXIV, LVII, 22, 54, 58-62, 64, 67, 69-72, 74, 75, 77, 83, 85-87, 90, 91, 94, 97, 153, 196, 219, 226, 227, 240, 287, 300, 324 en Adriaen Hugensoon, Cakelo, Heenepolder, Heerengors, Heijegorsinge, Heijepolder, Heijensche gors, Hildernisse, Karckers, Kerkgors, Lake, Mildong, Nieuwelandpolder, Oudelandpolder, Oud-Heiningenpolder, Sint-Ontkommerpolder, Tobe, Vroonhout, Welberg, Zilverhoek. |
Steenbergsche Vliet (de) 2, 3, 97. |
Steijnemolen, Joris van zie Adriaen Jacob Johannisz. |
Stoett, Prof. Dr. F.A. XXIII. |
Storm Buijsing, D.J. zijn opgaven omtrent de wijdte van verschillende suatiesluizen XLV. |
Straet, Pieter zie F.W. Conrad. |
Strijen waardoor het in 1530 verloren gaat 289. Zie verder Bonavonturapolder, Nieuwland. |
Strijen (de heeren van) zie Holland en Zeeland (de graven van). |
| |
T.
Tack, Jan zie Jacob de Hop. |
Terheiden (bij Breda) geval van twee kinderen aldaar, die in het drijfzand omkomen 213. |
Tobe (de - gors bij Steenbergen) Vierlingh legt er een dam op XXVI, 2, wordt niet beweid en wat schade dit veroorzaakt 40. Zie verder Cakelo. |
Tolen LVII, 85. |
Tonnekreek (de) zie Ruigenhilpolder. |
Tuijll van Serooskerken, Philibert van zie Jehan Dairanda. |
| |
U.
Utrecht straffe kleigrond aldaar, en waarom 10. Zie verder VIII, 116, 292 en Mijnsheerenland, Westmaas. |
| |
V.
Valkenberg zie de Kempen. |
Veere misslag begaan bij het dichten van een in 1571 aldaar gevallen gat 151. Zie verder Middelburg. |
Veergat aanleg in 1913 en 1914 van twee dammen tot afleiding van den daaruit komenden stroom naar de Zandkreek L. |
Verhalen, Wouter zie Jacob de Hop. |
Verloren diep (het) zie Cakelo. |
Vianden 57. |
Vierlingh, Adriana VII. |
Vierlingh, Andries passim. |
Vierlingh, Anna VII. |
Vierlingh, Elizabeth VII. |
Vierlingh, Jan VII. |
Vierlingh, Mattheüs VII. |
Vierlingh, Nicolaas VII, VIII. |
Vierlingh, Pasquine VII. |
Vlaanderen beschrijving der hoofden aldaar 41, 42, aangelegd op slikken en aanwassen zouden zij geen nut doen 43, aldaar gaan langs de kust hooge vloeden en lage ebben 154, 233, 348, men dicht en bekraagt er de gaten veelal met rijs en steenen 154, liggende sluisdeuren zijn daar verkieselijk boven staande 233, men begaat er veel misslagen bij het dichten van gaten 338. Zie verder 3
|
| |
| |
en Artois. |
Vlijet, Willemina van VII. |
Vlissingen het aanleggen van het Westhoofd behoedt de stad voor verzinken 44, zijn uitwerking op den stroom aldaar 383, een uitstekende plaat bij Rammekens dringt den stroom op Vlissingen aan 398. Zie verder XXIX en Adolf van Bourgondië, Middelburg. |
Völckerpolder (onder Rilland) XLVII. |
Voorne (de heeren van) zie Holland en Zeeland (de graven van) |
Vosmeer 85. Zie verder Hikkepolder, Nieuw-Vosmeer, Oud-Vosmeer. |
Vosmeer (de heeren van) 83, 84, 92. |
Vroonhout (bij Steenbergen) 58. |
Vrouw-Jacobsgat (in den Ruigenhil). 21. |
Vrouw-Jacobsland zie Oud-Fijnaart. |
| |
W.
Waal (de) zie de Lek. |
Walcheren inundeert in 1530 door een paar in den Middelburgschen havendijk gevallen gaten 329, ware vol water geloopen vóór men deze met timmerwerk had kunnen dichten 330, gaten behooren er aanstonds overvingerlingd te worden 373, de oeververdediging vordert er eendrachtige samenwerking der verschillende wateringen 395, 396, ware door inlagen in nog veeger toestand geraakt dan Schouwen 397. Zie verder 44, 334 en Filips van Bourgondië, Noord-, Oost-, West-, Zuid-Watering. |
Waspik zie 's-Gravenmoer. |
Waterland de pastoors bidden daar openlijk voor het welslagen van het broeden der vogels 302. |
Welberg (bij Steenbergen) 58. |
Wellant 347. |
Welzinge 395. |
Werckendeth, Cornelis zie Adriaen Jacob Johannisz. |
Werve, Dirick van der zie Jehan Dairanda. |
Westerschelde XXVII. Zie verder de Honte. |
Westerschouwen geweldige afneming van de kust aldaar door vallen, en oorzaken van deze 397. |
Westerwolde zie de Kempen. |
West-Friesland IX, XI. |
Westkappel de zeewering aldaar 271, 304, en de kracht van den vloed 271. |
Westmaas zijn bedijking jaagt de Karthuizers bij Utrecht op groote kosten, en waarom 116, 401. |
Westwatering (de - op Walcheren) 396. |
Willem II (graaf van Holland) geeft in 1253 een handvest, waarin reeds sprake is van een schutsluis XLIV. |
Willem I (prins van Oranje) voorwaarden waarop hij in 1565 een gors bij Steenbergen ter bedijking uitgeeft 82-92, lijdt groote schade bij de bedijking van de Klundert, en waardoor XV, 103, 280, Vierlingh's advies aan hem in zake de dichting van de Tonnekreek 153-159. Zie verder VII, 2, 47 en Zevenbergen. |
Willemstad XVIII, 20. |
Woensdrecht onverstandigheid van sommigen om er het maken van een haven te beletten 96. Zie verder XXXIV en Hildernisse. |
Workum, straffe kleigrond aldaar, en waarom 10. |
Wouw zie Kruisland. |
Wouwsche beek (de) 58, 69, 345. |
Wuijckhuijsepolder, van (onder Hoek) wat bij de dichting van zijn dijk in 1911 voorvalt LIV, LV. Zie verder Hogerwaardpolder. |
| |
Y.
Y (het) 241. |
Yerseke waardoor het gansche land bewesten deze plaats in 1530 verloren gaat 332, men bedient er zich bij den vloed van 10 Maart 1570 met goed gevolg van zeilen 332, en begaat er groote fouten bij het dichten van gaten 338. |
Ypey, A. hoe dik hij de bekleedingszoden van een nieuwen dijk wil genomen hebben XXXVI, en den stroom uit den wal wilhouden XLIX. |
Ysel (de) zie de Lek. |
Yselstein straffe kleigrond aldaar, en waarom 10. |
| |
| |
| |
Z.
Zandkreek L. |
Zeeland hoe hoog er in 1914 de bedijkingskosten van een schorre mochten gesteld worden, wilde de bedijking voordeel opleveren XXXI, waarom men er in 1838 de hooge buitenbermen der dijken invoert XXXII, hoe men er aanwassen zoekt te winnen 23, en de hoofden aanlegt 41, en aanwassen en schorren beschermt tegen den stroom 43, sommigen meten er de dijken met sparren en koorden 109, 110, men dicht en bekraagt er de gaten veelal met rijs en steenen 154, zelfs de nietigste plaatsjes besteden er groote sommen voor een haven 164, liggende sluisdeuren zijn aldaar verkieselijk boven staande 233, het land wordt er alle zeven jaar verhevend 286, de inundatie (van 1530?) is er veroorzaakt doordien men er de dijken niet om de zeven jaar hersteld en behoorlijk verhoogd heeft veel meer dan door grondbraken 317, men legt er uitstekende hoofden om de platen en slikken af te jagen van de tegen hen over liggende oevers 387. Zie verder IX, XXXI, 3, 44, 94, 97, 151, 154, 238, 283, 347 en Artois, Gorishoek, Holland en Zeeland (de graven van). |
Zenette 69. |
Zevenbergen de insolentie der dijkwerkers is opgekomen sedert dit bedijkt werd 123, door het overloopen van een vingerling nabij de Blauwe Sluis vloeit bij de bedijking geheel het land van den prins van Oranje 220. Zie verder Steenbergen. |
Zierikzee de dammen, door deze stad aangelegd in het Dijkwater bij Quae Maeije om het op diepte te houden, hadden zoo zij in stand waren gebleven het integendeel doen verslijmen 51. Zie verder VIII, XXII, 193, 318. |
Zijpe (de) men vult er de diepten en verhoogt de dijken door middel van kunstmatig teweeggebrachte zandverstuiving 24, is een onprofijtelijke dijkage 24, Vierlingh bedient er zich voor de fundeering van sluizen met goed gevolg van aangespoelde derrie 202, toestand dezer dijkage in 1553, 292-305. Zie verder XI, LI. |
Zilverhoek (gors bij Steenbergen) octrooi van bedijking 69-78. |
Zuid-Beveland waardoor het in 1530 verloren gaat XVIII, 289, men begaat er groote misslagen bij het dichten van gaten 338, de Duitsche natie te Antwerpen onderneemt er bedijkingen in de vijf parochiën, tot haar groote schade 344, gaten behooren er aanstonds overvingerlingd te worden 373. Zie verder VIII, 165, 334, 341 en Oost-Watering, Zuid-Watering |
Zuid-Holland IX. |
Zuidkerke (op Schouwen) 393. |
Zuidwatering (de - op Walcheren) 196. |
Zuid-Watering (de - op Zuid-Beveland) men tracht er den dijk te maken met plompwerk 121. |
Zwiete, A. de zie J. van der Schoten. |
|
|