[III]
krantenverkopers roepen in de holle avond. hun hese stemmen als vogels over de oneindigheid van de zee. de mensen jagen hun angsten na, overal. zij slaan hun hand tot bloeden tegen de wanden van de wereld: de vensters kleuren rood, de rijen vensters als gloeiend-rode vlaggen. en god, die steeds meer mensen roept in zijn huis. o, de angst om die donkere zaal, waar zij alleen zijn met god, een man wil naar buiten, maar hij brandt zijn lichaam aan de sterren.