Prikkel-idyllen. Deel 3
(1930)–Cornelis Veth– Auteursrecht onbekend
[pagina 33]
| |
Bufluf.
Op de plaats Rust!
(Hij is blijkbaar woedend. Staat op en gaat weer zitten, loopt op en neer, balt de vuist, mompelt.)
Hoe is het mooglijk! Mij niet salueeren!
O die schavuit! Ja, zeker! 'k Zal hem leeren!
Mij niet gezien! Hij heeft mij niet gezien!
Zijn maarschalk zelf! Voorwaar, zoo lang ik dien
Heb 'k zoo iets onbeschaamds nog nooit vernomen!
Wanneer je meerderen je tegenkomen,
Dat voel je, ja dat voel je aan je hart!
Maar 'k denk dat mij die jonge schelm maar tart!
Trompetter!
Trompetter.
Maarschalk!
Bufluf.
Luister vlug.
Je gaat onmidlijk naar het kamp terug
Je stuurt een renboô uit, wel twee, wel tien.
Je spaart geen moeite, kosten, of benzien,
Je zoekt dien luitenant, met roode haren,
Je zult hem stellig hier of daar ontwaren
Ga!
Trompetter.
Zooals u beveelt.
(Af.)
Bufluf
(loopt heen en weer).
Ik ben er naar van, 'k weet niet wat me scheelt!
Wat zie ik daar! Soldaat, je mist twee knoopen.
(Tot eersten soldaat.)
Ha, wat beteekent dat? Ben jij bezopen!
1e Soldaat.
Vergeef mij Maarschalk, 't was in het gevecht.
Bufluf.
Da's geen excuus. Jij houdt je voor gezegd:
Dat ik je straffen zal met het cachot.
Help mij onthouden! Kaffer! Hottentot!
| |
[pagina 34]
| |
Tamboer
(ter zijde).
Ik zou toch denken dat men zonder knoopen
Niet slechter voor den vijand weg kan loopen.
| |
Tweede tooneel.Vorigen, Trompetter.
Bufluf.
Opzij, ik ga nu op mijn teenen staan.
(Gaat op zijn teenen staan en kijkt door verrekijker.)
Neen, nergens komt een enkele vijand aan!
Trompetter
(ter zijde).
Ze zijn toch anders dicht genoeg hierbij.
Bufluf
(zwaait zijn staf).
De legerorder volgt, ga meer op zij!
(Hij leest.)
Soldaten!
Niet praten!
Drie dagen vecht gij reeds, mijn braven!
Veel Jutten rusten in hun graven!
Gij vlocht u nieuwre lauwren om de slapen
En nieuwen roem verwierf uw krijgsmanswapen.
Nog is de vijand niet vernietigd gansch!
| |
[pagina 35]
| |
En toch bestaat daarop de grootste kans!
Weer wachten ons de schoonste zegepralen.
Die wij niet aarzlen zullen te behalen.
Zoo houdt dan stand, en roept hem blij te moe
Een barsch: tot hiertoe en niet verder toe!
Ziet hem wijken
Over lijken!
Ziet hem vallen
Hoort hen lallen!
En zieltogen!
Visch op 't droge!
Opgerukt!
Doorbraak lukt!
Ha, gij hebt hem overmand!
Vivat, gij zijt in zijn land!
Weerstand zwicht
Doe uw plicht!
Maar, - je weet:
Streng, niet wreed!
Genereus,
Zij uw leus!
Wilt zijn vrouwen dan niet hindren
Spaart zijn grijsaards, spaart zijn kindren!
Neemt geen schapen en geen runderen,
Wacht op orders om te plunderen!
Laat uw rechtgeaarde tooren
Niet in moord of roof versmoren
Trompetter
(ter zijde).
Men zou zeggen, 't heeft den tijd,
Nu de vijand hier nog leit!
Bufluf.
'k Ben geen man van groote woorden
'k Hoop dat deze u bekoorden
Ga den vijand nu verslaan!
Bufluf zelve voert u aan!
(Bufluf met leger af.)
| |
[pagina 36]
| |
Derde tooneel.Robina, Foppo (beiden verkleed).
Robina.
Je bent zoowaar lang geen onknappe meid!
't Is jammer, voor een pruik was nu geen tijd.
Maak vast je hoed, laat mij de linten strikken.
Ziezoo, laat 'k je ceintuur nog wat verschikken
En houd je hoofd goed recht. Zoo! Kin wat op.
Neem kleine passen. Lach eens, voor de mop.
Foppo.
Hihi!
Robina.
Niet als een boer die kiespijn heeft!
Wat drommel, ik geloof haast dat je beeft!
Foppo.
Zou men het niet ontdekken, is het heusch?
Robina.
Doe maar je best, je hebt niet meer de keus.
| |
Vierde tooneel.Vorigen, Mevrouw Bufluf, Saldo.
Mevrouw Bufluf.
Neen, neen, die order van de Regentes
Dat alle mannen moeten in de bres,
En alle vrouwen gaan, is overdreven.
Ikzelf bijvoorbeeld, was heel graag gebleven.
Saldo.
Voor mijn gezondheid, op zichzelf beschouwd,
Is deze streek in dit seizoen te koud.
Ik ging dus liever met het hof naar 't Zuiden.
Robina
(tot Foppo).
Dat 's mevrouw Bufluf, haar zal ik beduiden,
Dat jij een jonkvrouw bent van eedlen bloede
En je dan aanbevelen in haar hoede.
| |
[pagina 37]
| |
Foppo.
Als zij in godsnaam mij maar niet herkent!
Robina.
Och, zeur toch niet, wat ben jij voor een vent!
(Tot mevrouw Bufluf.)
Mevrouw, vergeef mij mijn impertinentie,
De tijd is kort. Ik ken zijn excellentie,
Uw heer gemaal heel goed. Mag ik het wagen,
U de bescherming van mijn zuster op te dragen?
't Is freule Groen, een lief en deugdzaam kind.
Mevrouw Bufluf.
En jij, wat doe je zelf nog hier, mijn vrind?
Ik zie het al, je bent wat teer, wat bleu,
Je bent het vechten ongetwijfeld beu.
Ik zeg je in vertrouwen, liever blijf,
Ik hier, ik houd den Jut mij wel van 't lijf.
Pas zelf maar op je zuster, ruil met mij
Van kleeren; 'k wil een hij zijn, wees jij zij.
Robina.
Mevrouw, hoe graag ik u een dienst bewees....
Mevrouw Bufluf.
Het komt nooit uit; kom, heb nu maar geen vrees!
Robina.
Vraag dien minister, die daar bij u was!
Mevrouw Bufluf.
Hij is te dun, ik kan niet in zijn jas.
Kom mee, ik zal u stellig overreden....
Robina.
Mevrouw, ik kan niet, laat mij toch met vreden.
Saldo
(tot Foppo die de handen voor het gezicht houdt).
Zeg meisje, wil je een millioen verdienen?
Kom, vlug geantwoord, sta daar niet te grienen!
Mijn zaken roepen mij naar ginder, maar als man,
Mag ik niet gaan, 'k moet vrouwenrokken an.
| |
[pagina 38]
| |
Help mij, kom ruil met mij van bovenkleeren!
En voor je leven ben je millionaire!
Foppo.
Laat mij met rust, ik kan niet, ga toch voort!
Saldo.
Ik weet geen raad, ach ik word vast vermoord!
De Jut is vreeselijk op mij gebeten
De weerstand wordt aan mijn gezag verweten.
Verdien toch een fortuin, komaan vat moed;
Ik dwing je, als je het niet goedschiks doet!
Foppo.
U moest u schamen, dat u zóó durft spreken,
Ik heb familie, en die zal mij wreken!
Ach, laat mij, heer!
(Wil vluchten, worsteling.)
Robina
(tot Mevrouw Bufluf).
Ik denk er heusch niet an.
(Wil vluchten, worsteling.)
| |
Vijfde tooneel.Vorigen, Page.
Page.
Mijn hemel, wat is dat hier voor een pan?
Mevrouw Bufluf, we zitten in het nauw!
Geen mensch kan weg, geen man en ook geen vrouw!
| |
[pagina 39]
| |
De Jut is hier. De koningin gelast:
Elk doe wat hem of haar het beste past.
(Mevrouw Bufluf en Saldo laten de anderen los, zien elkaar verschrikt aan, en gaan af.)
Robina.
Die kwam bijtijds, want ik had haast bekend
Dat ik Robina, en jij Foppo bent.
Foppo.
Wij moeten nu weer ruilen, dat 's gewis!
Robina.
Ik dank je wel. nu blijft het zooals 't is.
Foppo.
Het kan zoo niet, ik zit zoo in de war!
Robina.
Ach hou toch op, want je verveelt me bar!
Foppo.
Ik hoor iets ritslen, men komt naderbij.
(Af.)
Robina
(roept hem na).
Kom wees een man! - Neen nu vergis ik mij!
(Af.)
| |
Zesde tooneel.(Een Jut komt aansluipen, kijkt naar alle kanten rond, en wenkt.)
Giggergik, Branimoel, twee Jutten. (Giggergik loopt op één pantoffel. zij rookt een lange pijp, heeft Branimoel hij één oor vast.) | |
[pagina 40]
| |
Giggergik.
Wat heb je nu weer van je zending terecht gebracht, Generaal?
Branimoel.
Au, au, Majesteit, niet zoo knijpen!
Giggergik.
Ik zal er nog eens zoo'n brok gezant op af sturen! Als je een beetje van je af had gesproken, had Picolino wel eieren voor zijn geld gekozen, want ik ben er zeker van dat hij me maar uit coquetterie en behaagzucht aan het lijntje houdt en eigenlijk wat graag toe zou happen.
Branimoel.
Op mijn woord van eer, hij wil niets niemendal van u weten.
Giggergik.
Och wat! Allemaal aanstellerij, kunstjes en kuurtjes om mij te lokken en mij straks met het jawoord des te gelukkiger te maken. Jouw lauwe flauwe water-en-melkachtige manier van optreden heeft de zaak bedorven. Je had flink moeten zeggen waar het op staat.
Branimoel.
Mijn optreden was, met uw verlof - au, au, knijp toch niet zoo, majesteit! - fier, mannelijk en vol Pan-Juttisch zelfbewustzijn.
Giggergik.
Fier, mannelijk en vol Pan-Juttisch zelfbewustzijn! Flauw, ouwewijfachtig en kruiperig, bedoel je. Ik zie precies voor me wat je dee, alsof ik er bij geweest was. Sire, zoo heb je gevleid, machtig heerscher, zoo heb je geflikflooid, moge het u behagen af te stappen van uw hoogverheven troon en de buitengewone, de pyramidale, de bovenmenschelijke opoffering te doen, om mijn arm, klein stumperig wild keizerinnetje wel te willen trouwen. Sta mij toe, zoo heb je gezeurd, u de voetzolen te likken, en u te bidden en | |
[pagina 41]
| |
te smeeken tot haar af te willen dalen. Zet uw allergenadigsten voet op mijn nek, sire....
Branimoel.
Niets van dat alles, keizerin, heb ik gezegd!
Giggergik.
In allen geval heb je geen behoorlijk antwoord mee gebracht. Als je nog eens zoo'n stommiteit uithaalt, krijg je vijf en vijftig stokslagen. Waar is mijn ééne pantoffel? Hei daar, leger! 1e Jut
Present, Majesteit!
Giggergik.
Waar is mijn pantoffel? 1e Jut.
Zoek, Majesteit.
Giggergik.
Zoek? Wat is zoek? Ik ken geen zoek. Als ik mijn pantoffel binnen een half uur niet weerom heb, dient elk van jullie den ander vijf en twintig stokslagen toe.
Branimoel.
Met uw verlof, Majesteit, u heeft uw pantoffel uitgeschopt toen u uw trouwen generaal, ondergeteekende, een trap tegen zijn derrière hebt willen geven.
Giggergik.
Zoo. Was hij raak?
Branimoel.
Neen, Majesteit, mis.
Giggergik.
Draai je eens om!
Branimoel.
Ziehier, Majesteit.
Giggergik
(geeft hem een schop).
Is deze raak? | |
[pagina 42]
| |
Branimoel.
Ja, Majesteit.
Giggergik.
Goed. Nu ga ik den liefdedans repeteeren en den zang. Neen je bekkens, en ga daar zitten. (Zij danst, eerst langzaam, met passen voor en achteruit, dan, als de wijs vlugger wordt, woest. Branimoel slaat bij de korte regels op zijn bekken en zingt mee.)
(Wijze: Ziet hoe de lieflijke zonne.)
Ziet hoe Giggergik d' Eerste
Picolien, voor u versmacht!
Ziet hoe haar wangen verbleeken
Door menigen slaaploozen nacht!
Wijze:
(Van rom bom wat maal ik er om.)
Van Rang bang, ze wacht al zoo lang
Van Rang bang, ze wacht al zoo lang!
Rang!
Hoor hoe Jutland's keizerine
Loost een wanhopigen zucht!
Hoort gij haar tranen niet stroomen?
Wijl gij haar liefde ontvlucht?
Van Rang, Bang, het duurt al zoo lang!
Van Rang, Bang, het duurt al zoo lang!
Rang!
Maar haar geduld is ten einde
- Juttengeduld is niet groot! -
Nu is zij hier komen halen
Wat gij vrijwillig niet bood.
Van Rang, Bang, het duurt haar te lang (bis)
Rang!
Dit moet effect hebben, nietwaar, Generaal?
Branimoel.
Wis en zeker, Majesteit. | |
[pagina 43]
| |
Giggergik.
Ziezoo, zeg eens, Jutten! Jullie moet niet denken dat ik dat kereltje voor mijn plezier trouw. Het is me om waarborgen te doen. Deze oorlog is ons opgedrongen. Branimoel, vertel het ze eens.
Branimoel.
Jutten! Een hooggeplaatst diplomaat van Bruinland heeft mij verteld dat hij van een zeer gewichtig Wissewasser personage, die met de hofkringen in nauwe relatie staat, heeft vernomen dat een familielid van den koning van Wissewas hem heeft verzekerd....
Giggergik.
Scheid maar uit. Waar is mijn slof?
Branimoel.
Die heb ik het laatst gezien op de sabel van dien winderigen generaal van Wissewas. Hij noemde dat een trofee.
Giggergik.
Ik zal hem trofeeën! Denk er om, jullie allemaal, wat ik van de stokslagen heb gezegd! Ik moet mijn slof terug hebben. Ik koop geen nieuwe voor meneer Bufluf zijn plezier! Maar breng nu rapport uit. (Tot eersten Jut.) Wat heb jij vernield?
1e Jut.
Majesteit, ik heb mijn twee en twintigste oude kerk vernield, mijn derde paleis en dertig boerenwoningen.
Giggergik.
Zoo, dat gaat nog al. Wijd je aandacht aan monumenten en musea. Heb je al het hooi verbrand van die boerenwoningen? 1e Jut.
Ja, Majesteit. Krijg ik nu den Blikken Driehoek?
Giggergik.
Uitverkocht. En wat heb jij gedaan? (Tot 2en Jut.)
| |
[pagina 44]
| |
2e Jut.
Majesteit, ik heb groote voorraden graan in brand gestoken, na er alle petroleum die ik vinden kon op te hebben gegoten.
Giggergik.
Twee vliegen in een klap. Goed. En verder. Je buit? 2e Jut
(haalt een kinderpop van een schelling voor den dag).
Ik heb een Wissewasser afgodsbeeld buit gemaakt.
Giggergik.
Ha! Nu hebben we het spel gewonnen! De Wissewasser God in onze macht! Prachtig. Haal onzen God den grooten Caliban hier. We zullen het ze samen laten uitvechten. (1e Jut af.)
| |
Vierde tooneel.Vorigen 1e Jut, (met groot, monsterachtig afgodsbeeld).
Branimoel.
Welk een heerlijk denkbeeld, Majesteit.
Giggergik.
Hou je mond. Nu dansen we om onzen God Caliban heen. (Zij dansen om hem heen.)
Branimoel
(maakt gebaren).
Caliban, voer ons ter overwinning! Wij strijden voor ons vaderland. Onze zaak is rechtvaardig. De oorlog is ons opgedrongen.
Giggergik.
Zet den God der Wissewassers bij hem. (Zij leggen de pop bij het beeld.) Vecht nu, goden! Pak ze, Caliban! Kss! Kss! Vecht dan toch! Hij wil niet!
Jutten
(zingen, dansend om Goden heen).
Caliban
Pak ze dan,
Pak ze dan,
Caliban!
| |
[pagina 45]
| |
Giggergik.
Het helpt niet. Breng ze allebei weg!
Branimoel.
Majesteit, daar komt die Bufluf aan!
Giggergik.
Ha! Laten me ons verdekt opstellen. (Zij verbergen zich.)
| |
Zevende tooneel.Vorigen (verborgen) Bufluf.
Bufluf
(haalt drie groote papieren voor den dag).
Een goed strateeg wil zich wel eens afzondren
Om heel alleen zijn krijgsplan te bewonderen.
Ook mag hij graag eens uit de drukte wezen
Om zich zijn legerorder voor te lezen.
Is dan die aangename taak verricht.
Gaat hij genieten van zijn stafbericht.
(Leest).
Het krijgsplan eerst. Ginds aan de Zuiderpoort,
Daar is de vijand 't zwakst, heb ik gehoord
Daar is een bosch, juist zooals dit, met boomen,
Waaruit wij stilletjes te voorschijn komen....
(De Jutten komen achter de boomen vandaan en naderen.)
Van beide kanten naadren wij voorzichtig
En, mondje dicht; dit schijnt vooral gewichtig.
(Bufluf en Jutten leggen vinger op den mond.)
| |
[pagina 46]
| |
Terwijl hij bezig is zich te beraân
Grijpt men hem onverhoeds op beide flanken aan.
(Jutten pakken hem elk bij een schouder.)
Wat, Jutten hier? 't moet een vergissing wezen!
Zoo staat het niet in 't veldtochtsplan te lezen!
(Giggergik en Branimoel komen te voorschijn.)
Branimoel.
Ha, pochhans, dat is 't eind van je gebral!
Bufluf..
Wie rekent ook op zoo'n exceptioneel geval?
Dit is geen nederlaag, het is een strop!
Giggergik.
Gevangene, geef mijn pantoffel op!
Bufluf..
Die is tentoongesteld, bij wijze van trofeum,
In 't Wissewasser nationaal museum!
Giggergik.
Pantoffelheld, nu ben je ingepikt!
Bufluf..
Een dappere door vuige list verstrikt!
|
|