Prikkel-idyllen. Deel 3
(1930)–Cornelis Veth– Auteursrecht onbekend
[pagina 17]
| |
Foppo.
Pers, vent!
1e Soldaat.
Geen persvent zelfs komt mij voorbij!
Foppo.
Je wordt persoonlijk, kerel, ga opzij!
'k Ben van de ‘Misthoorn’, 't blad der patriotten!
Durft een gemeen soldaat met ons te spotten?
Voor onze macht beeft Bufluf als een riet!
En zonder ons ging Wissewas te niet!
1e Soldaat.
't Kan alles waar zijn, 'k heb nu eenmaal last;
Niemand passeert hier.
Foppo.
Je bent ongepast!
Wat denk je dat ik om jouw orders maal?
'k Zal me beklagen bij je generaal!
Of anders wend ik me tot een minister.
Dien van finantiën sauveerde ik nog gister.
| |
Tweede tooneel.Vorigen, Saldo, Bufluf, Mevrouw Bufluf.
1e Soldaat.
Dat treft u goed, want die komt daar juist an!
Bufluf
(tot soldaat).
Wie is dat?
1e Soldaat.
Maarschalk, 't is een kranteman.
Foppo.
Weet, maarschalk Bufluf, dat gij - schrik maar niet!
Hier Foppo van de ‘Misthoorn’ voor u ziet!
Bufluf.
Wel kijk eens aan, dat is een heele eer!
Waarmee kan ik u dienen, waarde heer?
| |
[pagina 18]
| |
Foppo.
Geef, dat ik het ter drukkerij bevorder
Mij vast een afschrift van uw legerorder!
Bufluf.
Ojé! u bent te laat, 'k zond juist per taxi
Daarmee mijn tamboer naar uw hoofdredactie.
(Spreekt met schildwacht.)
Foppo.
Dan ga ik heen.
Saldo.
Hebt u nog een moment
Voor mij?
Foppo.
Is het wel heel urgent?
Minister van Finantiën, niet waar?
Saldo.
Uw dienaar. Een klein oogenblikje maar!
Foppo.
Schiet dan wat op, want heusch, ik heb geen tijd!
Saldo.
Dat weet ik. Al uw tijd is 't land gewijd.
Maar nu moet ik u even laten schrikken:
De oorlog loopt gevaar!
Foppo.
Is 't waarlijk? Wel verdikke!
Saldo.
Zegt u dat wel! Men leutert weer van vrede!
En onze fondsen gaan weer naar beneden.
Foppo.
Ha, welke lafaard durft van vrede praten?
| |
[pagina 19]
| |
Wie noemde 't eerst dat woord? O onverlaten!
Zie mij eens aan, vecht ik niet even lang
Als wie ook, met mijn pen, en ben ik bang?
Nog pas, nadat 'k dat hoofdartikel schreef,
Waar van den vijand geen stuk heel in bleef,
- U weet wel, 'k zei: met die barbarenbent,
Vecht men natuurlijk tot het bittre end.
En 'k riep u toe: ‘doe onder geene pressie
Het Juttenpak één enkele concessie’ -
At 'k, of er niets gebeurd was, mijn diner
En deed mijn tukje op de canapé!
Saldo.
Helaas, zoo moedig is niet iedereen!
Ik hoor, aan 't front daar klaagt men steen en been.
En overal wordt nu van vreê gesproken.
Foppo.
Daar dient direct een stokje voor gestoken!
Saldo.
Ja, en wie kan dat beter doen dan gij?
Foppo.
Ik zal het doen, hoor, reken maar op mij,
Ik heb nog net den tijd, 'k vertrek om zes
Uur twintig met mevrouw de Regentes.
Saldo.
Gij hebt gelijk, het is hier niet meer veilig!
Foppo.
Dáár is 't niet om! - Mijn plicht roept, die 's mij heilig!
Saldo.
O zeker, u was liever hier gebleven!
Foppo.
Veel liever, - maar nu vlug mijn stuk geschreven.
(Beiden af.)
Mevrouw Bufluf.
Kom vriendjelief, wij zijn hier entre-nous
| |
[pagina 20]
| |
Vertel mij nu eens, waar moet dat daar toe?
Ben je van plan altijd terug te wijken?
Het gaat er anders heusch wel wat op lijken!
Geef antwoord, bid ik je, en zonder dralen!
Bufluf.
Ik kan nu in details niet af gaan dalen!
Mevrouw Bufluf.
Ik ben je vrouw, en ken je dóór en dóór,
Je bent met bluf hier aan 't verkeerd kantoor!
Zeg kort en goed, hoe nu de kansen staan
En of 't met Wissewas niet gauw zal zijn gedaan!
Bufluf.
Mevrouw, ik moet nu gaan, mijn leger wacht -
Mevrouw Bufluf.
Je wordt verlegen. 'k Had het wel gedacht!
't Is mis, 't loopt falikant, het gaat beroerd!
Je hebt den strijd niet met succes gevoerd!
De Regentes heeft j' ook al in de gaten,
Zoodat ik altijd weer wat goed moet praten.
Je dankt het mij, die dag en nachten waakt,
Dat men je staf je niet afhandig maakt.
Bufluf.
Heeft men 't verzien op Bufluf's maarschalkstaf!
Ondankbaar land! Maar daarvan sta ik paf!
Mevrouw Bufluf.
Begin bij mij niet met die rethoriek!
Ik ken ze lang, ze maakt me altijd ziek.
Bedenk een plan, te blijven wat je bent,
Men geeft je ambt vast aan dien jongen vent.
Bufluf.
Ha. Marco? Foei, dat kan niet zijn, verdomd!
Een kereltje, dat amper kijken komt!
| |
[pagina 21]
| |
Mevrouw Bufluf.
Let maar eens op, je wordt op stal gezet.
Maar 'k zal toch zien, dat ik het nog belet.
Bufluf.
O, doe dat, 'k zal je eeuwig dankbaar zijn!
Mevrouw Bufluf.
Maar, wacht, daar komt die ouwe Porceleyn!
| |
Derde tooneel.Vorigen, Porceleyn.
Mevrouw Bufluf.
Wel, Excellentie, altijd nog zoo kwiek?
Zijn er nog nieuwtjes in de politiek?
Porceleyn.
Het nieuwste nieuwtje is, o wee, o wee!
U weet het toch! Ik krijg juist mijn congé!
Mevrouw Bufluf.
't Is waar, ik stond er bij, maar u moet weten:
Ik was het door d' emoties glad vergeten.
Bufluf.
Vergun mij, martlaar, dat ik met u ween,
Want men behandelt mij net zoo gemeen!
Porceleyn.
Zijt gij mijn lotgenoot in ongenade?
Kom aan mijn hart, gij en uw brave gade!
(Omhelzing.)
Bufluf.
O snoode staat, die zóó zijn dienaars loont!
Ondankbre ziel, die in de vorsten woont!
O, Porceleyn, de tijd is onheilzwanger!
De toekomst schijnt mij bang, en wordt nog banger!
Een booze geest waart om in Wissewas!
| |
[pagina 22]
| |
Mevrouw Bufluf.
Die romantiek komt nergens bij te pas!
Wat zoudt gij zeggen, en vooral gij, Excellentie,
Van een intrigetje, van mijn inventie?
Porceleyn.
U zint misschien wel op een coup d'état?
Ik ben te oud, en 't is mijn eer te na.
Mevrouw Bufluf.
Ach zeg dat niet, gevallen Porceleyn!
De tijd is groot, wees gij nu toch niet klein!
Zijt gij een diplomaat? Sta op en intrigeer!
Doe met ons mee, wat praat gij van uw eer!
Hebt gij succes, wie durft daar dan aan twijflen?
Kom, wees een man, en wil vooral niet weiflen!
Bufluf.
Nooit aarzelt Bufluf, als het vaderland hem roept!
Mevrouw Bufluf.
Zorg jij maar dat je ambt je niet wordt afgesnoept!
Bufluf.
't Land kan zijn Porceleyns en Buflufs nu niet missen!
Mevrouw Bufluf.
Ach scheid toch uit dien onzin op te disschen!
| |
[pagina 23]
| |
Wij wagen het; kom Porceleyn, doe mee!
't Is voor je baantje en je portemonnaie!
Porceleyn.
Welaan, kom voor den dag dan met uw plan,
En heeft het kans, vooruit, ik ben uw man!
Mevrouw Bufluf.
Zweert allebei, dat gij 't niet zult verraden!
Bufluf.
Ik zweer!
Porceleyn.
En ik!
Mevrouw Bufluf.
Zie zoo, dat kan nooit schaden.
Weet dan, mijn generaal, en gij, mijn excellentie,
Het koningshuis verlaat de residentie:
Vandaag blijft Picolino echter hier,
Ma is vooruit, voor allerlei bestier.
't Paleis, lang leeg, moet schoongemaakt, gelucht.
Eerst morgen gaat de koning op de vlucht.
Men liet mij hier om op den knaap te passen
Maar 'k zal die Regentes eens fijn verrassen!
Porceleyn.
Aha, mij dunkt ik zie waarop gij zint,
Men zet haar af, ten bate van haar kind.
Mevrouw Bufluf.
Wij zeggen onze trouw aan Matadora op.
Bufluf.
Da's prachtig, daarop zeg ik daadlijk top!
Mevrouw Bufluf.
Hou jij je stil, jij doet wat ik je zeg!
Bufluf.
Nu ja, bij gemeenschaplijk overleg!
Mevrouw Bufluf.
Zoo daadlijk wandelt onze koning uit.
| |
[pagina 24]
| |
Wij zeggen hem eerbiedig ons besluit.
Gij, Porceleyn, gaat dan als afgezant,
Naar Giggergik, en men aanvaardt haar hand.
Porceleyn.
Dat is precies mijn politiek program
Dat mij de Regentes zoo kwalijk nam,
Wat maakt men tegenwoordig toch een cas
Van zoo'n klein kriezeltje verschil van ras!
Maar halt! Ik heb geen lust er heen te gaan.
Ik kwam er stellig levend niet van daan.
'k Denk dat het leven van een afgezant
Daar niet zoo veilig is als hier te land.
Kies voor uw boodschap maar een ander man.
Mevrouw Bufluf.
Wel foei, minister, gij bederft ons plan!
Bufluf.
Wanneer de Jut maar van ons aanbod weet,
Doet hij den afgezant gewis geen leed.
Porceleyn.
Dat kan wel zijn; mij staat de rol niet aan.
Mevrouw Bulluf.
Weet gij een ander?
Porceleyn.
'k Moet mij eens beraân.
Mevrouw Bufluf.
Bedenk u eens, wij keeren straks terug
Wij schrijven nu den brief, en komen vlug.
(Bufluf, Mevrouw Bufluf af.)
| |
Vierde tooneel.Porceleyn, Marco, Robina.
Robina.
'k Heb je nog nooit zoo moedeloos gezien!
Wat scheelt je, Marco, zeg het je Robien.
| |
[pagina 25]
| |
Marco.
Ik kan nog steeds mij op geen plan bezinnen,
Om dezen strijd voor Wissewas te winnen!
Robina.
Ik weet een plan, in minder dan geen tijd,
Zijn wij van deze Juttenplaag bevrijd.
Porceleyn.
Ik bid u, luitnant, luister naar den raad,
Van 'n door de wol geverfden diplomaat!
Wij geven Giggergik haar Picolien,
Ik heb wel erger dingen moeten zien.
Zoo'n huuwlijk is een politieke zet,
En op cultuur wordt daarbij niet gelet.
't Kind zal wat wild, het kleinkind tammer worden
Bij 't achterkleinkind komt dat weer in orde.
Is hij wat jong, dat is toch geen bezwaar,
Want dat gebrek verbetert ellek jaar.
Wat haar betreft, eischt, dunkt me, de beleefdheid
Dat men een dame niet vraagt naar haar leeftijd.
Robina.
Het mensch kon Picolientje's moeder zijn
En hij is om te trouwen veel te klein.
Marco.
Foei. excellentie! 't Gaat hier om de eer!
Spreek, schoone jonkvrouw, en vertel wat meer!
Robina
Die Giggergik gaat prat op lichaamskracht
Ja, nog veel meer dan op haar legermacht.
En zij beweert, geen man kan haar weerstaan,
Maar nog veel minder kan een vrouw haar aan.
Ik heb het schermen extra goed geleerd,
En tegen kampioenen mij verweerd.
Ik heb haar dus tot een duel gedaagd!
| |
[pagina 26]
| |
Marco.
Bravissimo! dat noem ik onversaagd!
Uw voorbeeld, edel meisje, steekt mij aan.
Ik maak mij sterk, dat je haar zult verslaan.
Gaat gij de meesteresse dan bestraffen,
Ik leer den dienaar af ons toe te blaffen.
Van nu af aan heb ik geen ander doel,
Dan af te reeknen met dien Branimoel!
Robina, 'k heb u al zoo lang bemind,
En ik geloof, je bent mij goed gezind.
Is dus gered het lieve vaderland.
O, reik mij dan, Robina, deze hand!
Robina.
Gaat alles goed, dan heb ik daar niet tegen.
Marco.
Kom, oude heer, geef ons alvast uw zegen.
Porceleyn.
Je weet waarachtig niet wat of je doet
't Is alles kinderlijke overmoed!
Mijn zegen wil ik geven, dat 's in orde -
Maar 'k hou mijn hart vast, wat daarvan moet worden.
't Is op mijn ouden dag een consternatie,
Als alleman gaat denken voor de natie.
't Is niet te harden voor een diplomaat,
Als iedereen zich uitslooft voor den staat.
Maar stil eens, is het dus uw vast besluit,
Te gaan, en dagen beide Jutten uit?
Marco.
Ik ga er heen.
Robina.
De brief is al geschreven.
Porceleyn.
Ga dan nog niet direct, maar wacht nog even.
(Ter zijde.)
| |
[pagina 27]
| |
Ik wil niet alles zetten op één kaart,
Een dubbel spel te spelen is mijn aard.
(Tot Marco.)
Er moet een brief naar het vijandlijk heir,
Jij gaat toch, wees meteen parlementair.
Maar kijk, daar komen Bufluf en zijn vrouw
Zeg hun vooral niets van dat plan van jou!
Zij zijn nu de missive op gaan stellen.
Marco.
Wat staat er in?
Porceleyn.
Dat mag ik niet vertellen.
| |
Vijfde tooneel.Vorigen, Bufluf, Mevrouw Bufluf.
Mevrouw Bufluf.
Hier is de brief; wie zal hem nu gaan brengen?
Porceleyn.
De luitenant.
Mevrouw Bufluf
(ter zijde tot Porceleyn).
Zoudt gij er hem in mengen?
Porceleyn
(ter zijde tot mevr. Bufluf).
Hij weet natuurlijk niet, wat is geschreven.
Mevrouw Bufluf.
Dan is het goed, maar teekent u hier even?
Porceleyn.
Ik teeken niet, dat is veel beter, heusch:
Dan is 't niet officieel, maar officieus.
Met veel beleid moet hier te werk gegaan.
(Ter zijde.)
Loopt het soms mis, dan heb 'k niet meegedaan.
Mevrouw Bufluf.
Goed, 'k sluit hem dicht, zie Marco, hier is hij.
| |
[pagina 28]
| |
Robina
(ter zijde tot Marco).
'k Vertrouw het niet, geef haar slechts dien van mij.
Marco
(ter zijde tot Robina).
Dat doe ik, ik vertrouw hen evenmin.
(Af.)
Porceleyn
(tot Bufluf en Mevr. Bufluf).
De brief is onderweg, dat's een begin,
En Marco is nu tevens van de baan
Wij kunnen onzen slag dus dadelijk slaan.
Op zijn karakter heb ik wel niets tegen
Maar hij is het Regentschap toegenegen.
| |
Zesde tooneel.Vorigen, Picolino, Page.
Picolino.
Mijn moeder is bepaald al bijna dáár.
Mevrouw Bufluf.
Hoe vindt u 't dat zij weg is?
Picolino.
'k Vind het naar!
Porceleyn.
O, uwe Majestei is goed beschermd!
| |
[pagina 29]
| |
Bufluf.
U is van trouwe dienaars gansch omzwermd!
Mevrouw Bufluf.
Zoo'n Regentes is heusch zoo erg niet noodig.
(Zij sluiten hem in.)
Porceleyn.
Wel neen, zij is bepaald heel overbodig!
Robina
(ter zijde).
Waar moet dat heen? Zij broeien vast op iets!
Bufluf.
Een vorst is zelf regent, of hij is niets!
Picolino.
Maar ik begrijp niet, waarom u dat zegt.
Porceleyn.
Vertrouw op ons, 't komt allemaal terecht!
| |
Zevende tooneel.Vorigen, Matadora, Foppo, Page.
Mevrouw Bufluf
(ter zijde).
O, goede hemel, ach wij hebben ons verrekend!
Porceleyn
(ter zijde).
Gelukkig heb ik toch den brief niet onderteekend!
Matadora.
't Lijkt wel of men om mijn terugkomst treurt!
Porceleyn.
Neen Majesteit, maar wat is toch gebeurd?
Matadora.
Het Juttenleger ligt aan alle zijden
Al om de stad; ik kon het niet vermijden,
Zoodat ik wel moest blijven waar ik was.
Maar wat doet Bufluf hier? Komt dat te pas?
| |
[pagina 30]
| |
Bufluf.
Ik heb een krijgsplan klaar, dat niet kan falen.
Mijn leger ging, ik zal het achterhalen.
(Omhelst zijn vrouw; ter zijde tot haar.)
Adieu mijn schat. - Ach nu is Marco weg
En met dien brief! Wat hebben we een pech!
Robina
(tot Porceleyn, ter zijde).
Nu tusschen ons, wat was dat voor een brief?
Porceleyn
(tot Robina ter zijde).
Nu, tusschen ons, die brief brengt ongerief!
Robina
(als voren).
Stel u gerust, hij zal dien brief niet geven!
Porceleyn.
O onverwacht geluk. - Zeg, luister even!
(Fluistert.)
Bufluf.
Ha, dat treft goed. Welnu, dat is een zegen!
Ik kan het land nog redden met mijn degen!
(Af.)
Porceleyn.
Of dat zal lukken, weet ik niet zoo net!
De tijd is mij te groot, ik ga naar bed.
(Af.)
Matadora.
Ik heb in ons succes niet veel vertrouwen.
Mevrouw Bufluf.
Neen maar, dat krijgsplan! Daar kunt u op bouwen!
Matadora.
En jij Robina, jij had, wil ik wedden,
Een ander plan, waarmee je 't land wou redden?
Robina.
Met uw verlof deel ik dat nog niet mee!
| |
Zevende tooneel.Vorigen, Marco.
Marco
(gejaagd).
Waar is de maarschalk, waar is zijn armée?
| |
[pagina 31]
| |
Robina.
Wat, Marco al terug, is er iets mis?
Marco.
Zeg mij, waar Bufluf en zijn leger is?
Mevrouw Bufluf.
Hij is vertrokken naar de Zuiderpoort....
Marco.
De vijand valt ons aan, Noordwest bij Noord!
Matadora.
Wij zijn verloren, 't is met ons gedaan!
Marco.
Ik zal ten spoedigst naar het leger gaan!
(Tot Robina.)
Je brief bereikte stellig al zijn doel
Ik schreef er nog een bij aan Braminoel
En wierp ze voor hun voeten. Nu ik ga
Ten spoedigste ons leger achterna.
(Af.)
Matadora.
Eén enkele uitweg is er nog: te water.
Ik wil dat binnen 't half uur, en niet later
Vertrekken, alle vrouwen, alle kindren.
Ze zouden onze mannen hier maar hindren.
Geen enkle man mag haar getal vergrooten
Zij kunnen toch maar amper in de booten.
(Allen af, behalve Robina en Foppo.)
Robina.
O wee, nu komt niets van mijn plan terecht
Ik wil hier blijven voor dat tweegevecht
Maar 'k ben een vrouw, en moet nu hier van daan.
Foppo.
Heb ik de juffer daar wel goed verstaan?
En prefereert u waarlijk hier te blijven?
Robina.
Wel zeker, weet gij raad?
| |
[pagina 32]
| |
Foppo.
Ik kan daarginds ook schrijven
Zoo wordt het land nog wel zoo goed gediend
Ik kan niet schieten, want ik ben bijziend.
Wat baat het of ik hier mij laat vermoorden?
Hoe kan ik beter strijden dan met woorden!
Robina.
Ach, maak maar geen excuses. 'k Zie het al
Zet alsjeblieft die frazerie op stal!
Jij wilt een vrouw zijn en de stad verlaten.
Ik wil een man zijn. Nu niet langer praten.
En elk van ons verbergt zoo goed als 't gaat
Zich in het bosch. Wij ruilen van gewaad.
Men werpt elkaar de bovenkleeren toe
En elk verkleedt zich vlug, het geeft niet hoe.
Foppo.
Ik kan niet met uw kleeren overweg.
Men zal het zien, let op wat ik u zeg!
Robina.
Ik leg de laatste hand aan je toilet
Nu niet geaarzeld, want het kan nog net.
Foppo.
Ik vrees, mejuffrouw, dat op heel mijn wezen,
Mijn manlijkheid te klaar staat af te lezen.
Robina.
Laat mij eens zien. Dat loopt heusch nogal los.
De tijd dringt. Kom, elk naar zijn plaats in 't bosch.
(Af.)
|
|