Prikkel-idyllen. Deel 2
(1927)–Cornelis Veth– Auteursrecht onbekend
[pagina I]
| |
Prikkel-idyllen VI | |
[pagina III]
| |
De naam ‘Padvinder’ is gegeven aan lieden, die in de wildernis het pad pogen te vinden. Twee vragen doen zich hier voor den redelijken mensch op: 1o. Is daar een pad? Behoort het niet juist tot de eigenschappen van een wildernis, dat er geen pad is? 2o. Indien men een pad vindt, is het dan wel altijd het rechte? Want alleen het rechte pad is het vinden waard! Wij zullen een antwoord op deze vragen geven, en dus in den meest verheven zin des woords ‘Een Gids’ zijn. Niet in alle opzichten kunnen de Indiaansche P.-V. ons ten voorbeeld strekken. Heilige boontjes zijn zij niet, althans volgens onze beschaafde begrippen. Wreedheid, bluf, | |
[pagina IV]
| |
geniepigheid, wraakzucht, bijgeloof, ziehier hun zondenregister, waartegen dan weer opwegen: koelbloedigheid, moed, welgemanierdheid, zelfbeheersching, vaderlandsliefde, fierheid, poëzie, stilzwijgen, bevalligheid, wakkerheid. Voor het aankweeken van deze deugden kan de moderne P.-V. niet genoeg kijken naar den Roodhuid, echter met een open oog voor diens gebreken. |
|