Hij greep het kind bij de schouders, stiet hem in een kamer, en sloot die af.
‘Ziezoo, stomme!’ lachte hij, ‘gij zult mij Louise's vermogen niet afhandig maken! De luiken zijn van buiten gesloten. Om hulp roepen kunt gij niet, en zult gij dus ongemerkt en ellendig moeten verbranden! Ha ha ha!’
Zijn wreede lach weergalmde door het slot, hij drukte op een veer, een geheime deur sprong open, en weldra vlood hij voort.... door donkere lanen.
Doch opeens bevond hij zich in den ijzeren greep, van een onbekende, van verwilderd voorkomen!
‘Hierheen, graaf van Zwartburg!’ klonk het op een toon, die geen tegenspraak duldde!
‘Volg mij, graaf van Zwartburg.’