‘Wil je de mijne?’
‘Meneer neemt zeker een loopje met me?’
‘Neen, neem de mijne. Om je de waarheid te zeggen, is het ding toch niet geladen!’
‘Wat!’ riep de inbreker uit, terwijl hij opsprong.
‘Neen, het is immers alleen om de bangmakerij te doen! Haha!’
De dief kwam woedend op Raffles af. Deze bewoog zich niet.
‘Hou je gemak toch! Bedenk dat ik je mes heb ook!’
De inbreker koos de wijste partij. Daar hij nu zelf zag, hoe hij er ingeloopen was, lachte hij zelfs mee.
‘Kom, ik meen het goed met je,’ vervolgde Raffles. ‘Neem mijn revolver.’
‘Ik kan er niet mee overweg ook.’
‘Maar als ik je nu toch zeg, dat het alleen om de bangmakerij te doen is! Je hebt het toch zelf ondervonden!’
‘Nu dan, wat wil meneer van me?’
‘Neem mijn revolver en breek morgen in bij Rufus Isaacson, den woekeraar. Daar is meer te halen dan bij mij. Haal alles, ook papieren, schuldbekentenissen, enz. weg.’
‘Hm! dat is geen kwaad idee!’
‘Een prachtig idee is het. Hier is de revolver. Maak hem maar flink bang. Ik wil je niet vleien, maar je hebt er een goed gezicht voor!’
De boef scheen een oogenblik geneigd, weer boos te worden, maar bedacht zich.
Een kwartier later verliet hij het huis, met zijn instructies.