begon te vervelen met zijn Bastille, liet ook op koper, eveneens uit die beruchte gevangenis gehaald, groote caricaturen snijden, waarvan de makers zich op den achtergrond der anonymiteit hielden.
Na de terugroeping van Necker ontstaat een korte periode van algemeene verwachting, vooral gegrond op den Tiers-Etat en wat hij doen zal, maar de caricatuur in den vorm van gekleurde prenten herstelt zich weldra weer van haar lijdzaamheid en de volgende reeks titels laat zien, hoe de tegenstellingen nog sterk gevoeld worden.
‘Naissance des aristocrates’ (een edele en een priester ontstaande door een lavement dat den duivel wordt gezet); ‘L'Instituteur des aristocrates’ (een duivel in priestercostuum die allerlei misdaden, als den St. Bartholomeusnacht, leert aan kleine aristocraten); ‘Le fumeur patriote’ (die de complotten der priesters en edelen in rook ziet opgaan); ‘Halte là, plus d'aristocratie’ (een soldaat die aan een edelvrouw op een paard gezeten den weg verspert).
Deze prenten hebben geen andere dan cultuur-historische waarde; men kan zich niet voorstellen dat ze, zooals dat met sommige eveneens anonyme in den tijd van Napoleon moet geweest zijn, door kunstenaars van eenig belang geteekend zijn.
Iets belangrijker dan de meeste dezer prenten is die, welke den abt Sieyès, een van de knapste koppen van de revolutie (en die kans zag haar te overleven), voorstelt als Gulliver in Lilliput, waarbij de Tuilerieën lilliputsche proporties hebben aangenomen. Maar het is opmerkelijk, dat in dezen tijd caricaturen uit tweeërlei kampen elkaar gaan bestrijden; de ééne, de republikeinsche, wordt geïnspireerd door den schitterenden journalist Camille Desmoulins, en is van Franschen, doch onbekenden oorsprong; de andere, een wapen in de hand der gematigde royalisten, wordt door Engelschen geleverd.