| |
60
Doorn 10-8-'43
Beste Theun,
Hartelijk dank voor je formidabele brief, die bij mij allerlei gedachtengangen ontketend
heeft en die ik daarom maar dadelijk wil beantwoorden. We moeten deze brieven maar bewaren,
misschien is er later wat mee te ‘doen’. Zet dan je uitvallen tegen het nabuurvolk (eventueel)
op aparte vellen, opdat ik die met een vroom gebaar verscheuren kan; in déze brief was je nogal
‘kalm’.
Allereerst nog even wat je over Desmond schrijft. Ik ben dit met je eens (bij de vader van
Peter vind ik dit gebrek nóg hinderlijker). Tot mijn verontschuldiging kan ik alleen aanvoeren,
dat het in een (gefingeerde) kroniek of autobiografie tot de nuttige technische kunstgrepen kan
behooren om ‘veelbelovende’ individuen in het tooneelluik te laten verdwijnen, zooals dat in
het werkelijke leven eigenlijk voortdurend gebeurt. Ik zeg niet, dat het mij daarom minder
spijt, dat ik deze 2 figuren (en die 2 andere) niet beter uitgewerkt heb; maar in zekere zin
past | |
| |
het bij mijn opzet om de conceptie ‘intrigeroman’ (chemisch zuiver) sterk te
temperen door de ‘kroniekroman’ (chemisch onzuiver): een soort middending dus, maar dat was
zeer bewust mijn bedoeling. Enfin, dat is weer een probleem op zichzelf. Desmond (en ook Ulick)
dienen eigenlijk alleen om de moeder in relief te brengen (technisch beschouwd; voor de rest
wandelen ze in dit boek rond als ‘Iersche typen’, en D. is ws. te lui en te drankzuchtig voor
een bruikbare ‘intrige’ ...).
Laat ik nog weer preciseeren wat ik bedoel met de ‘onuitroeibaarheid der religie.’ Hiermee
bedoel ik uiteraard niet, dat de religie als verschijnsel, als min of meer omschreven
maatschappelijke instelling, niet uit te roeien zou zijn en dat ik dit voor mij persoonlijk niet zou toejuichen, tot zekere hoogte. Maar de zaak wordt voor mij dadelijk
gecompliceerd door de overtuiging, dat ieder mensch (ook jij en ik) ingeschapen religieuze behoeften bezit, geheel onafhankelijk van tijd, plaats, opvoeding, etc. Deze
behoeften zijn evenmin uit te roeien als ‘Hunger und Liebe’. Het gaat er dus om hun een
bruikbare, d.i. menschwaardige bevrediging te schenken; het gaat er niet om hun bestaan te
ontkennen en de menschen wijs te maken, dat deze behoeften, ‘historisch bedingt’ als zij zijn,
op een goede dag zullen verdwijnen. Want ze zijn niet ‘historisch bedingt’, -
d.w.z. niet in wezen, wél in hun verschijningswijze natuurlijk, - en ze zullen nooit verdwijnen. Het zijn nu eenmaal psychologische gegevens (biologische, als je dat
liever hoort), meer of minder sterk uitgesproken (o.a. naar de graad van emotionaliteit van het
individu), meer of minder sterk getemperd (naar de graad van zijn critische intelligentie). Dat
jij in een oer-communistische samenleving gelooft, - hetgeen voor mij volkomen discutabel is
overigens, - is in wezen hetzelfde als het geloof in de ‘Idee’ bij Plato (die
bovendien in het Gouden Tijdperk geloofde, dat is dus van dezelfde orde ongeveer als de zoo
juist genoemde samenleving!), het geloof in de onbevl. ontv. bij Toon van
Duinkerken, het geloof in de fetisch bij de neger, in Brahma bij de Indiër, - en bij
mij, nu laten we zeggen, in de onuitroeibaarheid van het geloof! Voor mij zal de belangrijkste
taak van de menscheid daaruit bestaan om deze emotioneele behoeften, die een totaliteit, een
‘zin’ in het leven zoeken, in nieuwe banen te leiden, ze te kanaliseeren, bruikbaar en nuttig
te maken, zonder ze te ‘verdringen’. Dat dit streven in sterke mate afhankelijk blijft van de
sociale structuur, is natuurlijk volkomen juist. Dat iedere ‘vondst’ op dit gebied (eventueel
‘een nieuwe religie’) groote gevaren bergt van verstarring en de ontwikkeling van een
parasiteerende ‘priesterkaste’ (overigens dreigt dit gevaar evenzeer van de kant van de
priesters van het rationalisme!), eveneens. Maar men kent die gevaren nu, en
waarom ze dan niet te vermijden, d.w.z. de ‘nieuwe religie’ van veiligheidsmaatregelen te
voorzien, die het misbruik onmogelijk maken?
Dit alles is nog vrij vaag en algemeen. Voor mij persoonlijk is de zaak trouwens in hoofdzaak
psychologisch interessant (eventueel ook ‘paedagogisch’), en spitst alles zich toe op deze
vraag: in hoeverre is het mogelijk de mensch bevrediging
van religieuze behoeften te verschaffen, bij behoud van zijn rationalistische
luciditeit? Dat dit mogelijk is, daarop wijst al vast de Indische philosofie,
en de leer van Boeddha zeer in het bijzonder (hoewel hij nog aan de ‘reïncarnatie’ vast- | |
| |
hield, als dit tenminste geen paedagogisch trucje van hem was, zooals zijn ‘beleefd’
geloof in de goden, wier bestaan hij niet uitdrukkelijk ontkende, maar die hem eenvoudig geen
belang inboezemden.) Wanneer je ziet hoe die kerels in Thibet, die tenslotte epigonen zijn, er
vaak volledig in slagen de religieuze projectie als ‘subjectief’ door te hebben (d.w.z. dit
niet alleen maar theoretisch weten, maar het diep innerlijk ervaren, met een mate van rationeele critiek waar onze Westersche theologen bengels bij
zijn en waarvoor mutatis mutandis Marx zich niet zou hoeven te schamen), dan kost het mij
weinig moeite mij een Indiër voor te stellen, die in zijn persoon qua graad van religieus
‘atheïsme’ Boeddha nog overtrof. Want tenslotte richtte B. zich nog tot een gemeente, en moest
met het beperkte begrip van volgelingen rekening houden. Trouwens, het doet er niet toe of deze
lieden, die mij nu als ‘ideaal’ voor de geest zweven, werkelijk bestaan hebben. Het gaat er mij
alleen om, dat een dergelijke combinatie mogelijk is - voor de eenling.
Maar in hoeverre is hier een wereldreligie op te bouwen, een religie dus die vereenigbaar is
met de zuiver rationalistische grondslag van een on-Christelijke, wat mij betreft
communistische cultuur? Hier wordt de zaak voor jou pas interessant, - voor mij in de eerste
plaats onoverzichtelijk, maar óok wel interessant natuurlijk. Je zult niet kunnen ontkennen,
dat die behoeften bestaan, noch dat de menschheid geen dienst bewezen wordt door een massale
verdringing ervan met een collectieve neurose als gevolg (die ze nu trouwens
al heeft, en vrijwel door dezelfde oorzaken!) Hoe moeten die behoeften bevredigd worden wanneer
de sociale gelijkheid is bereikt, het kapitalisme afgeschaft, de onbevlekte ontvangenis ad
patres, de beelden weg, de kerken leeg, de godsdienst verboden? Tja ... Mij dunkt: maar rustig
afwachten wat er uit de menschen zelf opborrelt en leiding geven op
critisch-religiepsychologische grondslag. Een waarlijk algemeene religie,
gelijkwaardig aan het Christendom, in deze richting, zie ik niet zoo dadelijk. De fundamenteele
ongelijkheid van de menschen in dit opzicht is daarvoor te groot, - enorm
groot. De een zal met een minimum aan projectie (in symbolen, die bovendien als zoodanig worden
doorzien) genoegen kunnen nemen, de ander zal doodongelukkig zijn en blijven,
als hij niets te ‘aanbidden’ heeft, - geen vastheid. Hoe daar tusschendoor te zeilen? Ik weet
het werkelijk niet. Te voorspellen is hier niets, omdat alles in zoo doorslaggevende mate van
de politiek-economische ontwikkeling afhangt. Wat doet Amerika b.v.? In hoeverre is Azië
denkbaar zonder religiositeit? En Rusland niet te vergeten! Het is best mogelijk, dat er over
een jaar of 30 juist uit die hoek een bevlieging van religieus communisme
aanwaait, waarvan de werfkracht niet onderdoet voor die v. d. sociale gelijkheidsleer. Vergeet
ook niet, dat deze heele gelijkheidsleer van religieuze oorsprong is, niet alleen historisch
(uit het Christendom), maar ook psychologisch als zoodanig te begrijpen (in de Indische, meer
gelouterde religie b.v. heel duidelijk, en des te frappanter omdat daar het ongelijkheidsinstinct in het kastewezen zich zoo sterk voordoet, haast ‘biologisch’
sterk, bij wijze van spreken).
Wanneer je de religie wilt bestrijden als iets dat ‘remt en de blik vertroebelt, omdat het
een autoriteit achter en buiten de dingen erkent’ ga ik geheel met je | |
| |
mee. Het is
mij juist te doen om een religie die niet remt; maar de mensch tot de rijkst
mogelijke ontwikkeling brengt, die niet vertroebelt, maar tot lucide zelfkennis brengt; en die
helpt erkennen, dat de autoriteit achter de dingen niets anders is dan de eigen ziel. Het komt
me voor, dat je dit alles wel kunt onderschrijven, maar dat je er het practische belang (al is
het dan maar voor de eerste 100 jaar!) niet van inziet. Ik verzeker je, dat het van enorm
practisch belang is. Je zult het Christendom nooit kunnen uitroeien door
zooveel mogelijk Christenen te vermoorden, - want ze moorden terug, en ze kunnen dit even goed,
en beter misschien! Door de menschheid ‘auf zu klären’ bereik je niets; want ze (d.w.z. een
belangrijk gedeelte, minstens al de ‘geboren’ Calvinisten) verdommen het eenvoudig om
‘aufgeklärt’ te worden, en worden buitengewoon onaangenaam als je het
probeert! Ik heb daar in Gestel staaltjes van meegemaakt, die misschien ‘psychologisch’
interessant waren, maar die mij herhaaldelijk mij deden afvragen of ik mijn verstand nog had.
Een dergelijke keiharde dogmatiek, een dergelijk rotsvast vertrouwen in het bestaan van God, - voor mij huiveringwekkend, al was 't alleen maar door de
onverdraagzaamheid, die er hand in hand mee gaat, - dit alles wijst op een quantum religieuze
energie, die heusch niet tot oplossing te brengen of zelfs maar te wijzigen
is door de heeren de historische bepaaldheid onder het oog te brengen van een en ander. De
emoties wijzig je nooit door middel van een theoretisch inzicht; en het komt
mij voor, dat je beter kunt probeeren het dogma listig te ondergraven dan er een ander en
andersgeaard dogma tegenover te stellen. Dit laatste kan een tijdlang succes hebben, op den
duur verlies je het daarmee; en er staan altijd nieuwe generaties klaar, die de overruiging van
de vader op de mesthoop gooien ...
Dit beteekent niet, dat ik de groote practische en actueele beteekenis van
zulk een (negatief) dogma, dus in dit geval de ‘historische bepaaldheid van het religieuze’,
niet inzie! Dit zal zijn plicht wel doen. Maar dan kantelt de zaak ‘dialectisch’ om, en dan
moet er wat anders gevonden worden, en al zullen wij dat misschien niet meer beleven, 100 jaar
zal dat toch niet duren, geloof ik. In 100 jaar krijg je het Christendom niet kapot, daar ben
ik volstrekt van overtuigd (helaas!). De Christenen zijn zoo ongelooflijk sluw, dat ze over 1
of 2 generaties best het communisme kunnen annexeeren; daar zijn ze m.i. niet alleen toe in
staat; maar het is ook het beste wat ze kunnen probeeren. En ‘historisch’ hebben ze er zelfs
een zeker recht op, dat is nog 't mooiste. Op een goeden dag komt de Paus (niet deze), en
verbindt zich met Stalin (niet deze!); dat zie ik werkelijk gebeuren. Maar dat het Christendom
dan innerlijk al een flinke opdonder heeft gekregen, staat voor mij vast. Enfin, laat ik mij in
deze al te speculatieve regionen niet te lang ophouden. Het wenschelijkst is ws. een langzame
ondergraving van het Christendom door Aziatisme. Dit is de natuurlijkste weg; het waarborgt een
zekere continuïteit, een aangename, serene dood, over een tijdsruimte van zeg 300 jaar; en het
bevredigt het gezond verstand, want deze leer is uit Azië voortgekomen en moet er dus ook in
verdwijnen. Niet onmogelijk zullen de Christelijke symbolen langzaam aan ‘Aziatisch’
aangevreten worden (een merkwaardig voorbeeld daarvan reeds in Überlieferung
van Leopold Ziegler, die na zijn | |
| |
Boeddhaboek helaas tot het Christelijke geloof
bekeerd is, maar gelukkig nog 90% van zijn intelligentie overhield, en die de Heilige Geest wil
vervangen door het Moedersymbool! Dit zegt jou niets, of maakt je hoogstens nijdig; maar Z.
toont op grond van de Aziatische overlevering aan waarom dit zoo moet; en ik voor mij vind dit
een stap in de goede richting: de vergoddelijking van de moeder is iets minder
dwaas, iets minder platonisch-projecteerend dan het aanbidden van de Heilige Geest (een
begrip) als persoon. (Dit alleen maar als voorbeeld van
hoe zoo'n geleidelijke uitholling zou kunnen plaatsvinden).
Na dit hevige gedaas - overigens serieus bedoeld, hoor, maar je voelt wel, dat ik sommige
punten alleen maar heb kunnen omspelen, anders zou ik er een boek over moeten schrijven! - wil
ik je brief verder beantwoorden. Wat je over je roman schrijft is zeer verhelderend. Ik blijf
er bij, dat ik het een machtig werkstuk vind, vooral nu ik precies weet hoe het tot stand is
gekomen. Maar je tegenzin verklaart veel van de eenigszins stroeve schriftuur, de
plichtsgetrouwe uitvoerigheid hier en daar. Overigens hoef je je niet te verbeelden, dat dit
boek nu zooveel ten achter staat bij de Egypte-roman van Mann (met dan nog het voordeel van een
eigengemaakte intrige!). Maar deze Egypteroman vond ik minder dan de 2 vorige, dus laat ik iets
van het compliment terugnemen ... Inderdaad geloof ik, dat in
realistisch-satyrisch-psychologische richting je toekomst ligt; ook al omdat je heele
persoonlijkheid meet aan het woord komt. Ik in jouw plaats zou het sociaal-critische ws. meer
in essayistische richting spuien; maar voor jou lijkt me dit minder aangewezen (dit is maar een
impressie).
Ik betrap je op een kleine tegenstrijdigheid: daar waar je schrijft, dat ‘de astraalmythen
een esoterisch bezit van bevoorrechte kasten’ waren, etc., en even later vrije tijd en een
behoorlijke salarieëring voor jezelf wenschelijk acht (wat ik trouwens onderschrijf, en voor
ons beiden!). Maar nu zul je zeggen: wat ik doe is maatschappelijk nuttig
werk, wat die priesters deden niet. Ja, maar wie bepaalt dat?! Daarnaar zou
je de menschen moeten vragen die die priesters hebben getolereerd. Misschien
was 't bestaan van de Babylonische slaven (ik vermoed dat dat net zoo erg was als dat van de
Egyptische) nóg ondragelijker geweest, indien de priesters hun niet een schijnglimp hadden
getoond van het ‘bestaan áchter de dingen’. Dat zij bestonden, bewijst hun nut, al vast in deze
‘negatieve’ zin. Ik zie de machthebbers van toen heusch wel voor wreed en hard genoeg aan om
ook zónder priesters het ‘lagere’ volk eronder te houden, en dan was het lot der ‘onterfden’
nog ellendiger geweest (met meer kans op zuiverende uitbarstingen, dat is waar ...). Verder
misken je het practische nut van astronomische waarnemingen, en dgl. door
deze zelfde priesters, die tevens de ‘geleerden’ waren. Veeleer geloof ik, dat je hier binnen de priesterschap moet onderscheiden in de scheppende geesten (eventueel
tot ‘hervormers’ toe) en de ‘parasieten’, in de zin van het handhaven van verstarde dogma's
(die dus op de vondsten van anderen teerden). Vgl. de doorsnee R.K. priester tegenover Luther
(om Jezus niet te noemen, die van huis uit tegenover de priesters stond). Wat
mij betreft kun je overigens de Aäron, die naast iedere Mozes onvermijdelijk schijnt, rustig
afmaken; het is alleen maar de vraag of zonder de Aärons de Mozessen (zonder Paulussen | |
| |
de Jezussen, en zoo door, in alle graduaties) op den duur nog eenig effect sorteeren.
Hoe is overigens je visie op de oude Joden in dit opzicht? Van onderdrukking binnen het volk Israël was toch geen sprake, als ik me niet vergis, en toch waren er
niet alleen profeten, maar ook priesters, reeds van het begin af aan (een aparte stam zelfs). Maar op dit punt zou ik me eerst moeten documenteeren!
Dat persoonlijke lotgevallen tot algemeenere en algemeenste factoren teruggebracht kunnen
worden, ben ik volkomen met je eens. Ik ben niet méer ‘individualist’ dan jij, omdat ik dit zou
willen ontkennen, maar omdat ik er het nut niet van inzie mij te veel met deze massale, en als
zoodanig door mij volstrekt onbeïnvloedbare factoren in te laten. Ik weet heel goed, dat ik als
‘individu’ het product van mijn tijd ben, en b.v. reeds onder een iets andere
historische constellatie geen schrijver geworden zou zijn (over dit probleem, maar dan algemeen
behandeld, schreef ik een stukje in die
Essays in duodecimo
). Goed, dat weet ik dan. Maar wat helpt me dat verder? We weten ook, dat het bestaan
op aarde niet mogelijk is zonder ‘algemeene’ factoren van kosmografische aard, de zon, de
gravitatie, etc., maar daarom ‘herleiden’ we nog niet voortdurend alles wat hier gebeurt tot
die wijdere omraming (tenzij we astroloog zijn!!). Dit is maar een vergelijking; de sociale
structuur staat natuurlijk veel dichter bij ‘ons’; maar zoolang ik geen macht heb die structuur
te veranderen, kan ik niet anders doen dan berusten, en maak me er verder niet druk over. Jij
maakt je er wel druk over, en dat is je goed recht, en zeer zeker ook de weg
die je gaan moet; en je moet ook niet denken, dat ik daar geen waardeering voor heb; maar mij
persoonlijk ligt het niet. Trouwens ‘individualist’ ben jij óok, maar weer op een andere manier
...
Dat de combinatie romantiek-realisme je roman zou hebben doen mislukken, is geloof ik wel
waar, voorzoover je ‘subjectief’ van deze combinatie hinder ondervond. Algemeen genomen, geloof
ik, dat iedere roman te zeer op een (wisselend) evenwicht van deze twee
krachten gebouwd is om dit zoo maar te mogen zeggen. Maar het gaat erom: welke romantiek en welk realisme. Dat jóuw realisme je romantiek een
paar stappen voor is, is wel duidelijk, wanneer je
De Tegels
naast
De Wolven
legt. De Tegels zullen minder succes hebben, maar het 10x zoo lang
uithouden (laat mij ook eens voorspellen!).
Ja, stuur je andere dingen ook. Als je
De Laars
de marsch nog niet wilt laten ondernemen, laat er dan je Nijhoff-essay aan voorafgaan.
Daarvoor interesseer ik me erg; en het kan weer tot prettig geharrewar tusschen ons aanleiding
geven. Na verloop van tijd stuur ik je dan nog eens wat van mij, óf een roman, óf poëzie. Men
heeft dan tenminste de illusie van een ‘publiek’ (en zelfs van een uitgelezen publiek).
Dit is het dan voor vandaag! Met hart. gr., ook van Ans, je
Simon.
|
|