56
Doorn 2-6-'43
Beste Theun,
Je boek stuurde ik nog niet, omdat ik er de cahiers van
Iersche Nachten
bij wil voegen, die in de loop van de volgende week klaar zullen zijn. Ik heb namelijk
de geheele tekst nog eens aan een revisie onderworpen, en alle veranderingen ook in de cahiers
aangebracht, hetgeen de leesbaarheid niet ten goede is gekomen, maar misschien kun je je daar
overheenzetten. Als je de cahiers een week of twee drie houd, houd ik de copy zoo lang hier;
daarna stuur ik hem naar de uitgever.
Je pessimistisch-realistische bespiegelingen over ons cultureele lot hebben ook mij aan het
peinzen gebracht. Dat West-Europa's rol uitgespeeld is, geloof ik ook; alleen lijkt dit mij
niet zoo verschrikkelijk tragisch, omdat er na de oorlog een veel intensiever cultureele
uitwisseling zal zijn dan vroeger (en indien dit niet zoo is, kunnen we alleen maar zeggen, dat
de oorlog nog niet geëindigd is!). Natuurlijk worden wij een kolonie of invloedssfeer hetzij
van Amerika hetzij van Rusland, maar vroeger waren wij dit (cultureel gesproken) van Engeland,
Frankrijk en Duitschland, zoodat alleen de grenzen ietwat verplaatst zijn, en dat maakt
practisch geen verschil. Dit dan wat de eerste tientallen jaren na de oorlog betreft; over een
paar eeuwen zal er allicht een soort eenheidscultuur ontstaan zijn (na eenige nieuwe
wereldoorlogen), waarin Aziatische en Amerikaansche invloeden om de voorrang strijden. Ik moet
je bekennen, dat het mij dan allang niet meer schelen kan. Trouwens, ook wat er vlak na de
oorlog gebeurt zal ik niet al te ernstig opvatten. Cultureel krijgen we hier in Holland een
groote smoel van Den Doolaard, Fabricius,
Donkersloot en Asselbergs; cultureel is
daar niet tegen op te tornen; dus cultureel houd ik mijn
smoel dicht, en werk alleen nog maar. Dat is mijn plan tenminste; er kunnen zich natuurlijk
allerlei omstandigheden en constellaties voordoen, die mij van plan doen veranderen; maar
eigenlijk geloof ik dit niet; d.w.z. eigenlijk geloof ik, dat wij na de oorlog in een brei van
grootspraak, leuzen, probeersels en algemeene impotentie zullen verzinken, - wij, zonder ‘wij’
natuurlijk, d.w.z. jij en ik! Niet meedoen, kerel! Nooit meedoen! Non-cooperation! Maar zoo,
dat de anderen denken, dat je een aardig kereltje bent om mee samen te werken. Dat is werkelijk
de eenige manier om je dat tuig van het lijf te houden. Ik bedoel hiermee niet alleen het
Hollandsche cultureele tuig, het verschijnsel is internationaal en eeuwig, maar we hebben
waarschijnlijk alleen met Holland wat te maken, tenzij alle Hollanders in Duitschland zijn
verdwenen, tengevolge van de arbeidsinzet. Nu, dan worden we eens vertaald, en krijgen een
groote smoel van Amerikanen of Russen, hetgeen veel aangenamer is, aangezien ik geen Russisch
ken, en Amerikaansch ook niet al te best. Verhongeren zullen ze ons heusch niet laten doen, en
dan mag je als kunstenaar je beide handen al dichtknijpen. Overigens heb ik iets meer fidutie
in de Amerikaansche ‘scheppingskracht’ dan jij; hetgeen niet beteekent, dat ik je visie op de
Amerikaansche cultuur onjuist vind, maar de zaak is veel gecompliceerder, - wat je natuurlijk
net zoo goed weet als ik. En ik geloof bepaald niet, dat een bevrijding van
de arbeidersklasse automatisch tot het ontstaan van be-