Brieven uit de oorlogsjaren aan Theun de Vries
(1968)–Simon Vestdijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |
39Doorn 20-11-'41 Beste Theun, In den loop van de volgende week stuur ik je dan de dialoog, met Van der Waals in dank terug, en de geïllustreerde uitgaaf van den Greco-roman. Schrijf me dan wanneer je het ding gelezen hebt; vooral of je vindt, dat ik het publiceeren kan, d.w.z. of het ‘leesbaar’ is. Zelf heb ik er niet den minsten kijk meer op, zooals dat gewoonlijk gaat. En ik heb het ook wel onder heel zonderlinge omstandigheden geschreven ... De relativiteitstheorie is in den grond heel eenvoudig; en zoo lang er geen formules in het spel zijn, begrijp ik het ook wel zoo'n beetje. Het principe is zelfs kinderlijk simpel, en heeft niets te maken met wat jij schreef over ‘tijd en ruimte als categorieën van het denken’. Dat lapt de natuurkundige aan zijn laars! Het gaat hem alleen om het beschrijven en wiskundig formuleeren van de natuurprocessen. Daarbij is hem gebleken, dat men tijd en ruimte aan elkaar ‘gelijk kan stellen’, - maar dat beteekent, voor ons gewone stervelingen, nog allerminst, dat tijd en ruimte hetzelfde ‘zijn’. Het gaat hier alleen om het meten van den tijd en het meten van de ruimte, verder niet. En de heele relativiteitstheorie berust nergens anders op dan dat men twee punten, A en B, waarvan A in beweging is ten opzichte van B, dat in rust is, ook zoo kan opvatten, dat B in beweging is ten opzichte van A, en A in rust. Is dat alles, zal je zeggen? Ja, maar dan komen de formules, en dan ben je nog niet gelukkig! Prettig, dat Van Tricht reeds symptomen van den roman gigantesque meent te ontdekken. Alles gaat dan misschien heelemaal vanzelf. In een ‘held’ geloof ik ook niet erg; hoewel het voor mij een probleem is of men het ‘technisch’ zonder held zal kunnen stellen, in den historischen roman, van welk type dan ook. Maar voor je streven heb ik alle sympathie. De historische werkelijkheid kent zeker geen ‘helden’, dat ben ik geheel met je eens, en het komt mij voor, dat onze generatie over deze waarheid beter oordeelen kan dan wie ook! Ik kan me voorstellen, dat het stuk van Van der WoudeGa naar voetnoot69 geen prettige lectuur voor je vormde. Het is inderdaad geen ‘critiek’, maar meer een aaneenschakeling van boutades. Ik had het stuk niet gelezen voordat het erin kwam; maar hoewel ik het er niet mee eens ben, zou ik het zeker niet tegengehouden hebben, hoe onaangenaam het in het algemeen ook voor mij is, wanneer de kroniekschrijvers van Groot Nederland mij noemen, of verdedigen, of zachtjes becritiseeren, zooals D.A.M. zich laatst veroorloofde, die mij met den term ‘perverse verbeelding’ in verband bracht. Ik heb dezen gek onmiddellijk geschreven, dat hij voortaan zijn smoel over mij kan houden, in lovenden of lakenden zin, en hij heeft ‘beloofd’, dat hij dat doen zou! Frissche jongens. Ik heb Binnendijk volkomen door, maar | |
[pagina 48]
| |
kan niets ‘bewijzen’, natuurlijk, - en dan nog. Maar Van der Woude meent het nier zoo kwaad. Uit een brief, die hij mij over deze kwestie schreef, blijkt, dat hij hoogst verontwaardigd was over je essay over mij, en er wellicht dus meer achter heeft gezocht dan erin staat. Dit verklaart dan wel den eenigszins eigenaardigen vorm van zijn critiek, die niets anders is dan een aanval, of, van zijn standpunt uit, tegenaanval. Ik zal hem nu maar eens onder het oog trachten te brengen, - maar uiteraard is de zaak vrij delicaat, - dat er waarlijk wel andere ‘tegenstanders’ zijn, waartegen hij mij ... zou kunnen verdedigen, wanneer dit in dezen tijd tot de mogelijkheden behoorde. Door termen als ‘bedorven bloed’ is hij blijkbaar op een dwaalspoor gebracht; en afgezien nog van dit ‘misverstand’ zou het mij, zooals ik al zei, inderdaad aangenamer zijn, wanneer men deze zaken, mij betreffend, voorloopig maar onaangeroerd liet. Het kan nooit goed zijn er de aandacht op te vestigen, en zeker niet zoo lang Groot Nederland nog in zoo'n onzekere positie verkeert. Dit is dan alles voor vandaag. Ik hoor dus van je, als je de dialoog gelezen hebt. Hartelijke groeten, ook van A. Simon P.S. Ik corrigeer op 't oogenblik drukproeven voor Stok, waarop aan den achterkant de proeven van een door jou vertaalde roman staan: Jeugd wil leven.Ga naar voetnoot70 Vermakelijke coïncidentie! Deze roman mag zeker niet verschijnen? |
|