spartelende bewegingen met beide handen, en blikte wild om mij heen, ‘het gebeurt niet! Het heroön, of helemaal niets. Dan klaagt u mij maar aan, dan moet ik maar te gronde gaan.’
‘Waarom bent u zo gesteld op het heroön?’
‘Maar begrijpt u dat dan niet, Euthymos? Omdat er niemand komt! Zelfs vandaag, midden op de dag, is er niemand geweest, alleen Krokinas, met een zak, om kleine bezittingen te halen. Ik heb hem verweten, dat hij mij verraden had, maar deze man heeft een hart van steen, - een zeer koude natuur. Maar verder niemand, want ze zijn allemaal nog bang. En eerst recht in de nacht! Het is de enige veilige, voor u veilige, en daarbij beschutte plek in heel Temesa. Fakkels vindt u in de kist, niet ver van de offertafel, - wacht, ik zal mijn dochter zeggen, dat ze alvast een fakkel aansteekt; het licht ziet u op een afstand, en wanneer een ander het ziet, maakt hij dadelijk rechtsomkeert. Komt u niet voor middernacht; ik wil nog bidden samen met mijn dochter, haar alles nog iets beter uitleggen. Het is een grote stap voor mij, Euthymos, een stap, die het vaderhart verscheurt...’
‘Wat zei zij ervan?’ vroeg Euthymos, met een glimlach om mijn deerniswekkende toestand.
‘Ach, dit meisje... Vraag mij er niet naar. Ik bewonder haar volgzaamheid, haar kinderlijke gehoorzaamheid, en of ik haar beklagen moet, nu zij zich voor haar vader opoffert, weet ik niet eens. Om al het pijnlijke voor haar weg te nemen heb ik de nadruk gelegd op uw heldenmoed, en de goddelijke eer door u in Temesa genoten... Wij samen weten wel beter, maar daar heeft zíj niets mee te maken... Zij is zeer gesloten van aard, en zal vermoedelijk niet veel tegen u zeggen, maar toen ik haar voorhield, dat er op dit ogenblik heel wat meisjes in haar plaats zouden willen zijn, heeft zij mij, geloof ik, wel begrepen.’
‘U heeft dus geen kwaad van mij gesproken... Denkt ze soms, dat ik verliefd op haar ben?’
‘Wat zij dénkt, Euthymos... Maar u bedoelt misschien, dat ik geen goed van u kon spreken, omdat zij toch weten moest waarmee u mij - en daarmee ook haar - bedreigt? Maar dan kent u mij niet. Ik ben niet de man om een onschuldig kind haat in te gieten. Ik kan niet eens zeggen, dat ík u haat. Neen, ik heb haar gezegd, mij gedeeltelijk van uw eigen woorden bedienend, dat uw rechtvaardigheidsgevoel in opstand was gekomen, omdat de dochters