‘Dat was onnodig,’ zei ik.
‘Er werd verteld, dat de Held het heiligdom binnen was gegaan, en voordat Euthymos hem te lijf ging jou van het rustbed had gesleurd. Als een wild dier moet hij huis hebben gehouden, de goden zij dank leeft dat meisje nog. Natuurlijk moet men niet alles geloven...’
‘Men moet beginnen met alles te geloven,’ zei ik, ‘en aangezien ik alleen maar geslapen heb, is het voor mij niet moeilijk om dit te doen.’
‘Je wist dus van niets? Maar je zult het binnen wel horen. Wanneer alles zo gegaan is als hij het vertelt, dan is het een heldendaad, ook al betreur ik het persoonlijk, dat het juist een Lokriër heeft moeten zijn. Maar jij: wij leven helemaal met je mee, Plexippos! En maak je geen zorgen. De mijnen, de smederij, toezicht houden, alles wat je maar wilt. Je hoeft dat natuurlijk niet écht te doen.’
‘Het is heel moeilijk om iets echt te doen,’ zei ik, ‘ik ben nog wat slaperig, maar ik ben in staat om in te zien, dat je goede hart heeft gesproken.’
Hij glimlachte. - ‘Dat je zo spreekt, is voor mij de beste geruststelling. Ik herken mijn oude Plexippos. En...’ - Hij kwam heel dicht bij mij, en raakte mijn borst met de wijsvinger aan: ‘En als je dat niet wilt, dan is er iets anders. Theagenes heeft het mij zelf verteld, - bij Zeus, het was hier voor zonsopgang al een geloop en een gedraaf; opgewonden jongelieden liepen door de straten om iedereen uit zijn bed te halen. Ja, Temesa kan vlug handelen, als het wil.’
‘Op het ogenblik lijkt Temesa mij eerder wat vermoeid.’
‘Dat zou je tegenvallen... Maar luister nu: Theagenes heeft mij verteld, dat de Hermespriesters, daar achter ons, dadelijk hebben aangeboden om jou aan te stellen. Eén of twee jaar om je in te werken, en dan word je opperpriester. De offers brengen minder op dan je gewend bent, maar je hebt een vast inkomen. Je hebt hier ook veel meer afwisseling dan daar in de bossen, je blijft van alles op de hoogte. Denk erover na, maar spreek er niet met Theagenes over, want die is het allang weer vergeten. Je gaat over enkele dagen gewoon naar de overkant. Als ze voor die tijd al niet bij je geweest zijn.’
‘Het is een edel aanbod,’ zei ik, ‘maar vertel eens: is Pherenike geheel ongedeerd?’