brengen of te bevestigen, wat dat ook mocht zijn.
Ik liep door, ik liep in de richting van het prytaneion. Zo weinig werd er op mij gelet, dat ik mij in halve onzichtbaarheid gehuld kon wanen. Niets verstond ik, want het was een gejuich vermengd met dof geroezemoes, woorden die uitmondden in snikken, open monden, die het geluid schenen in te ademen in plaats van uit te stoten. Ja toch, éen woord was te verstaan, een bekend woord, en toch zo onbegrijpelijk. ‘Delphoi, Delphoi.’ Waarom Delphi? Ik was genaderd tot de menigte vlak voor het prytaneion, die vandaar door redenaars werd toegesproken. Theagenes zag ik niet, Euthymos evenmin. Wie ik zag was Periphas, die zich juist naar mij omdraaide en mij bij zich wenkte. Al die lachende, gelukkige gezichten, al die glansogen die mij toevallig ontmoetten, hadden het onwezenlijke van een vreugde, die door de buitenstaander niet kan worden gedeeld. Maar in Periphas' gezicht straalde menselijke warmte voor mij alleen. Ik spoedde mij naar hem toe, en toen ik vroeg wat er gebeurd was, draaide zich een oude man met een natte bokkebaard naar mij om, begon te schreeuwen, en gaf mij onverhoeds een kaakslag, die mij deed wankelen. Ik was zo verbaasd, dat ik mij, had men deze razende niet terstond overmeesterd, lijdelijk had laten afslachten. Periphas schold hem de huid vol, hij werd weggeleid. Periphas sloeg de arm om mijn schouder:
‘Hij weet niet wat hij doet, houd je vooral kalm.’
‘Het is Myron,’ zei ik werktuiglijk, terwijl ik de hand naar mijn gezicht bracht, ‘de gek Myron. Wat is er gebeurd, Periphas?’
Myron was geen werkelijke gek, maar een onbeheerste grijsaard, die nog voor mijn geboorte een dochter aan Polites had moeten afstaan.
‘Er zijn boden uit Delphi gekomen,’ zei hij, en toen opeens greep hij mij in zijn armen, en keek verschrikt om zich heen, en op hetzelfde ogenblik voelde ik, dat de tranen mij over de wangen stroomden. Men had mij geslagen, mij, die nog nooit door iemand beledigd was. Ja, nu zou Periphas kunnen zeggen wat ook Xenokles gezegd had, en iedereen, gezegd of gedacht: jij kunt er niets aan doen, het is jouw schuld niet...