in onnut gesnap. Haar man was goudsmid geweest, en om de hals droeg zij een ketting van geldstukken, zodat zij bovendien rinkelde. Van goud waren ze zeker niet; en toen ik haar vertelde, dat men op de wapensmederij het hoge bronsgehalte ervan had bewonderd, deed zij mij het verhaal van een slecht huwelijksleven, aangevuld door een verhaal over een van haar zoons, een kapitein, die schipbreuk had geleden vlak bij Kaap Lacinia, waarna hij, weliswaar nog in leven, maar van alles beroofd, uit boosheid een gouden wijgeschenk, of laat het eveneens van brons geweest zijn, uit de tempel van Hera Lacinia terug had gehaald. In huis snoerde ik haar gemakkelijk de mond; Mekionike daarentegen liet haar naar hartelust praten, vooral wanneer zij iets van haar verlangde dat moeilijk verenigbaar was met de door mij ingestelde tijdsindeling. Want mijn zin voor orde en regel merkte na de tempel nu ook mijn huis. Soms hoopte ik, dat Mekionike mij ermee plagen zou, maar zij gaf de voorkeur aan stille overtredingen, waarbij zij de Krotonse overigens nooit de schuld gaf. Zij dekten elkaar, maar voor iemand als ik kon zoiets niet lang verborgen blijven.
Toen Mekionike ondanks mijn verzoek de naam Euthymos weer eens in de mond nam, zou ik voor het eerst van mijn leven tegen haar uitgevaren zijn, zo niet een eigenaardig glimlachje mij op de gedachte had gebracht, dat hier iets anders aan de hand was dan de, gelukkig nog zo onpersoonlijke meisjesverrukking. Onpersoonlijk althans bij háar, - van Pherenike was ik minder zeker. Zij was ook iets ouder dan Mekionike, daarbij van nature veel aanhankelijker, veel meer van de zaken van het hart vervuld, zodat zij het wel geweest zal zijn, die bij dit gezamenlijk dwepen de leiding had genomen.
Ik liet niets merken, en vroeg Mekionike alleen, of Pherenike er nog altijd over dacht haar hart te verliezen aan deze neuzenverbrijzelaar. Hierop sloot zij geduldig de ogen, en zei dat ik maar eens naar het achterhuis moest gaan, dan hoorde ik er wel meer van. In het achterhuis was volgens mijn rooster de Krotonse bezig met het gladstrijken van priestergewaden tussen heetgemaakte stenen. Zij deed dit altijd heel slecht, ik kon dus twee vliegen slaan in éen klap. Maar zij was er niet. Ik moest haar bij de buren vandaanhalen.
Voor echt dom had ik haar nooit aangezien, en ik begrijp nog