| |
| |
| |
14
De grote dag was in aantocht, in mijn tuintje oefende ik mij in Anaxibia's afwezigheid op biggen en straathonden, ik bezocht artsen om de allerbeste aftreksels van de maankop te leren bereiden, - toen plotseling het eerste Politesschandaal uitbrak, dat alleen daarom geen echt, wijd om zich heen grijpend schandaal is geworden, omdat dit in Temesa toen nog niet mogelijk was. Met elkaar waren er misschien niet meer dan dertig mensen van op de hoogte, - onder wie echter een paar vrouwen, - en bij ons weet men nauwkeurig tegenover wie men de dingen verzwijgen moet, die de stad tot overkoken zouden kunnen brengen. De Apollopriesters waren meen ik de eersten; de archont wist ervan, sommige raadsleden, na enige tijd ook Theagenes, ook Periphas, ook Anaxibia. Veel verder ging dat niet. De archont, een oudere man, star voorstander van de meest onbesnoeide Politesdienst, was het die mij bij zich riep en mij in het diepste geheim onthullingen deed de oude Timokreon betreffende. Timokreon, verklaarde hij, had jarenlang zijn plichten schandelijk verzaakt, de Held te kort gedaan, en de eredienst tot een aanfluiting gemaakt. Ik stond hier geheel buiten; men kende Timokreon, hij deed alles in stilte, in hoogst doelmatige sloomheid; zijn bedoelingen waren misschien goed geweest; maar men kon ook het standpunt innemen, dat hij, uit een half kindse plaagzucht, in niets zozeer behagen schepte als in het moedwillig aantasten van heilige gebruiken. Op dit ogenblik, in de onderwereld, lachte hij misschien in zijn vuistje. Liep hij bijgeval de Held tegen het lijf, dan zou het lachen hem wel vergaan.
Wat was het geval? Op bevel of op aanstichten van Timokreon waren de laatste tien of twintig jaar geen meisjes naar
| |
| |
Polites gevoerd, die niet alreeds gestorven waren voor zij het heroön hadden bereikt. Uiteraard was dit nooit ontdekt. Op een draagbaar, onder een doek, door lege straten, werd het offer vervoerd door vier stedelijke beambten, vrijwel onbevoegden, die in zover níet onbevoegd waren, dat zij, van te voren gezuiverd, de cella mochten betreden om het lichaam op het rustbed te leggen en vast te binden, steeds onder de doek. In sommige gevallen was het meisje wellicht pas later gestorven, gedurende de nacht. De kans was dus altijd zeer groot geweest, dat men Polites een lijk aanbood. Om dit te brandmerken waren woorden niet toereikend. Dat niet afschuwelijke rampen Temesa hadden bezocht, was vermoedelijk alleen maar te danken aan het ingrijpen van een of andere god. En wat ik van plan was te doen.
Voor de vuist weg somde ik de maatregelen op, vereist in zo'n geval: zuivering van het heiligdom, zoenoffers aan de Held, liefst honderd zwarte rammen, als men die krijgen kon, staken van de dodenoffers op het graf van Timokreon, bestraffing van de andere schuldigen. Toen ik dit zei, schoot mij te binnen, dat ik Krokinas in ongelegenheid zou kunnen brengen, en ik vroeg onmiddellijk naar hem, erbij zeggend, dat ik redenen had deze man te sparen, aangezien hij bestraffing zou kunnen opvatten als een wraakneming mijnerzijds. Hierop, scheen mij toe, werd de archont verlegen. Hij was niet iemand die goed kon huichelen, en is dan ook maar éenmaal archont geweest. Het was duidelijk, dat hij iets voor mij verborg. Wat hij zei kwam op het volgende neer. Krokinas kon niet eigenlijk gestraft worden, omdat hij verplicht was de bevelen van Timokreon ten uitvoer te brengen. Hij wist niet, dat het geknoei met de bedwelmende drank ontdekt was; sprak men er hem nu over aan, dan zou hij tegenover anderen zijn mond voorbij kunnen praten, iets dat alleen te voorkomen zou zijn door hem terstond gevangen te nemen en zonder rechtsgeding ter dood te brengen. Maar dit vond men te kras. Hij was een onontwikkeld man uit Terina, toevallig op de hoogte van kruiden, en door een grenzenloze eerbied bezield voor Timokreon, wiens goedheid hij niet moe werd te roemen. Zo iemand kon men hoogstens een boete opleggen. Maar dit was onmogelijk, om bovenvermelde redenen. Kon Krokinas niet zeer zwaar gestraft worden, dan had iedere straf achterwege te blijven. Het zou zelfs beter zijn ook iedere maatregel ter zuivering of ver- | |
| |
zoening na te laten, aangezien dit Krokinas, en wie al niet op het spoor zou kunnen brengen. Toen ik vroeg hoe het misbruik ontdekt was, weigerde hij een antwoord. Dit vond ik vreemd.
Het kostte mij een halve dag nadenken om tot de slotsom te komen, dat het verhaal grotendeels gelogen was. Niet wat de hoofdzaken betrof. Zoiets lag immers geheel in Timokreon's lijn, - zo zijn voorgangers er al niet mee begonnen waren, - en praatjes over al te doelmatige bedwelming behoorden in Temesa al evenzeer tot de vaste volkswijsheid als die over oneerlijkheid bij het loten. In zeker opzicht vielen zij in hun strekking samen: de rijken onttrokken zich aan de loting (dit was volstrekt onjuist, de namen en gegevens, waarover wij beschikten, spraken een maar al te duidelijke taal), en de rijken waren in staat om de priester of zijn helpers om te kopen met betrekking tot de drank. Boven omkoperij was Timokreon, al was hij niet helemaal vrij van geldzucht, ver verheven, - van Krokinas was ik minder zeker. En Krokinas kon gemakkelijk zeggen, dat Timokreon hem had aangespoord, want Timokreon was dood. Ik herinnerde mij nu ook het gesprek in het wijnhuis aan de haven, zeven jaar te voren, - toen hij zich had versproken. Daaruit was al vast op te maken, dat hij heel goed wist te veel van de drank te geven; en ook, dat Timokreon inderdaad de schuldige was, want had Krokinas op eigen gezag gehandeld, verlokt door beloning, dan had hij zich nooit versproken, zelfs niet in de ergste dronkenschap. Daarvan was ik overtuigd. Maar dit alles was niet het vreemde, niet het ongeloofwaardige. Het ongeloofwaardige was, dat men Krokinas wilde sparen. In iedere Griekse stad, met onze voorgeschiedenis, onze zelftucht, ons eergevoel, zou Krokinas gestenigd zijn geworden, met een doek voor zijn mond, dat hij die niet voorbij kon praten. De priesters, de archont, de oudste raadsleden zouden hem, bij wijze van spreken, in een stille nacht eigenhandig de keel hebben afgesneden. In plaats daarvan liet men hem vrijuit gaan. En de priester van Polites, wie alles in de eerste plaats aanging, mocht niet weten wie hem verraden had. Uiterst vreemd. Bovendien, dat viel mij later in, had de
archont een domheid begaan door mij niet op het hart te drukken Krokinas te gelasten voortaan minder krachtige dranken te verstrekken en over het geval strikte geheimhouding te bewaren. Dat lag wel voor de hand, maar ongeveer al het andere, dat hij gezegd had, lag even- | |
| |
zeer voor de hand. Er was maar éen gevolgtrekking: Krokinas had het zelf verraden.
Het moesten wel zeer machtige drijfveren zijn die hem tot dit waagstuk hadden gebracht, en de machtigste drijfveer van dit misbaksel was de haat. Hij had heel goed geweten wat hij op het spel zette, en dat zijn berekening van kwijtschelding van straf in ruil voor het verraad wel eens niet op zou kunnen gaan. Zelfs moet hij overwogen hebben, dat zijn onthulling schadelijk zou kunnen zijn voor de Politesdienst, die hij even oprecht was toegedaan als ik. Zijn verlangen naar wraak had al deze overwegingen overstemd. Wraak op mij dus. Maar hoe kon het mij schaden? Hier nu had ik enige steun aan het tijdstip, waarop hij naar de priesters was gegaan: acht dagen voor het offer. Daar gingen twee of drie dagen af voor overleg, aarzeling, allerlei ruggespraak. Ik zou het dus zeer kort van te voren te horen krijgen, onvoorbereid. De laatste dagen voor het offer zou ik rekening moeten houden met een minder, veel minder diep bedwelmd meisje. Hij wist, dat ik voor mijn eigen drank zou zorgen: ook ik zou wellicht niet al te diep bedwelmd zijn. Er waren nu verschillende mogelijkheden. Het meisje zou midden in de nacht gaan gillen, al dan niet op de nadering van Polites, en ik zou het horen. Ik zou Polites zien, - iets dat niet alleen tot de ergste ongepastheden behoorde, en, kwam het uit, mij mijn ambt kon kosten, maar mij ook een beroerte van schrik kon bezorgen. En, derde mogelijkheid: was Polites onverhoopt verhinderd om te komen, dan lag ik de volgende ochtend, wanneer de stedelijke beambten de deur kwamen ontsluiten, met een levend meisje in de cella. Maar waarom zou Polites verhinderd zijn? Het bloed van mijn zwarte rammen had hem toch gewekt? Ongetwijfeld, - tenzij er in het geheel geen Polites was om gewekt te worden.
Na enig nadenken begreep ik, dat deze laatste overweging bij het wanschapen gedrocht op de voorgrond moest hebben gestaan, en ook de meeste vooruitzichten voor hem opende. Wanneer Polites niet bestond, of niet meer bestond, dan zou het geval zich moeten herhalen, en ik zou worden weggejaagd, eerder dan dat men de dienst ophief. En was ik eenmaal weg, dan kon Krokinas verder zien. Dan kon hij het, met een andere priester, in het uiterste geval weer laten aankomen op het dodelijke van de drank. Dat bij zulk een onberispelijk dienaar, trouw in het nako- | |
| |
mender voorschriften, ongeloof niets ongewoons is, vermeldde ik reeds eerder. Het is dan, bij deze mensen, alsof zij door stipte plichtsbetrachting de plicht hebben afgekocht om ook nog te geloven in wat zij doen. In het geval van Krokinas konden onberaden uitlatingen van Timokreon van invloed zijn geweest; en ten slotte kwam hij toch ook uit Terina, waar men van de noodzakelijkheid van de Politesdienst maar weinig was doordrongen. En hij was de zoon van een spotzieke moeder. Bovendien was daar de bedwelmende drank, die dodelijk, of half dodelijk, of soms dodelijk was geweest. Degene die dit wist was haast wel voorbeschikt om aan het bestaan van Polites te twijfelen.
Deze redeneringen, die in de ogen van het nageslacht voor mijn priesterlijk vernuft mogen pleiten, hebben mij tamelijk lang opgehouden, - mijn gesprek met Krokinas was kort, en afdoend. De volgende ochtend liet ik hem in Timokreon's kamertje roepen, - zo werd het altijd nog genoemd, - waar ook ik wel eens zat te lezen of met de slangen te spelen. Toen mijn Thersites binnenkwam, wierp hij, voor hij de deur sloot, een schuwe blik achter zich, en ik kon nog net zien, dat twee grote slangen hem volgden, belust op de melk, die ik in het kamertje bewaarde. Anders was hij toch zo bang niet voor deze heilige dieren, al geloof ik wel, dat hij iets tegen hen had. Ik liet hem staan, en keek op mijn drievoet met iets van gemeenzaamheid naar hem op. Hij vermeed mijn ogen, maar niet meer dan anders. Was hij misschien tóch onschuldig? Deze man was eigenlijk te lelijk om schuldig te kunnen zijn.
‘Voortaan moet de drank voor het offer minder sterk worden gemengd. Er is geklaagd; jij kunt dat niet weten; maar wij mogen niet de kans lopen, dat de drank de Held voor is.’
‘Goed, vader,’ zei hij op rustige toon.
‘Heeft Timokreon daar nooit met je over gesproken?’
‘Neen, vader... Of toch... Timokreon heeft ons wel eens verteld, dat in vroeger tijden, lang voor de Trojaanse oorlog...’
‘Zo lang niet,’ verbeterde ik, ‘de Held heeft voor Troje gestreden voor hij in Temesa kwam, als wapenbroeder van Achilles, en Agamemnon, en Thersites, en al die andere helden... Bedoelde Timokreon soms, dat er in oude tijden wel eens offers vergiftigd werden in plaats van in slaap gebracht?’
‘Dat is hier in Temesa wel eens beweerd, vader. U weet: wat
| |
| |
Timokreon bedoelde, dat was nooit zo gemakkelijk te begrijpen. Maar ik beloof u, dat ik minder geven zal. Ik wil het ook wel onder toezicht doen. Ik ben hierin volkomen onschuldig, vader. Er moet, dunkt mij, ook nagegaan worden of de arme meisjes nog in leven zijn, wanneer ze hier komen... Maar ik geloof niet, dat iemand enige schuld treft.’ - Hij was tot krassen vervallen, en hield de hand voor zich uitgestrekt, als tegen het boze oog.
‘Wanneer je minder geeft, lijkt mij dat voldoende. Je moeder zal je wel geleerd hebben wat kan en wat niet kan, en wanneer degenen die je verdenken gelijk hebben, dan weet je in ieder geval wat níet kan... Ik voor mij ben van je onschuld overtuigd, Krokinas, volkomen. Ik zal alles doen om een onderzoek tegen te houden. De Apollopriesters hebben zich nogal driftig gemaakt. Begrijpelijk genoeg: de goede naam van Temesa staat op het spel. Ik zal alles doen. Ik zou niet graag willen, dat mijn trouwste dienaar voor mijn ogen de scheerlingbeker moest drinken.’
Dit nu was haarfijn berekend. Ik weet niet, of mijn lezer mij geheel kan volgen, maar wat ik bedoel is dit. Indien hij niet de volledige zekerheid had, dat men zich aan zijn woord zou houden en hem in geen geval straffen, dan moest de plotselinge overgang van ‘nogal driftige Apollopriesters’ naar niets minder dan de scheerlingbeker dit hazenhart merkbaar angst aanjagen. Had hij daarentegen niets verraden, en kwam alles dus onverwachts voor hem, dan had hij zich alleen al op het horen van ‘driftige Apollopriesters’ jammerend op de vloer moeten werpen en mijn knieën omklemmen. Maar ik had niet eens het arglistig groen in zijn ogen zien verschieten. En toen hij begreep in elk geval toch angst te moeten véinzen, was het al te laat. Binnensmonds prevelde ik ‘dank je’, en liet hem met enkele bemoedigende woorden gaan.
Nu wist ik nog niets over zijn drijfveren, en ook niets over zijn geloof in het bestaan van Polites. Maar wat gaf het? Hij had verraden, en ik was gewaarschuwd. Het was ook niet in mijn voordeel al te tergend met hem te spelen; thans kon hij nog menen, dat ik het goed met hem voorhad en werkelijk onder de indruk was van de woede der priesters, die, dit wist hij, tegenover mij alleen maar voorgewend kon zijn. Overigens was het wel goed, dat ik tegen deze priesters, naar wie Krokinas zich had begeven,
| |
| |
een wapen in handen had. Ik mocht aannemen, dat niet de archont, doch zíj op de gedachte waren gekomen om mij erbuiten te houden, hetzij om mijn verhouding tot een ondergeschikte niet te bederven, hetzij omdat zij van mijn bekwaamheid om de zaak onopvallend te behandelen geen al te hoge dunk hadden. Zo nodig zou ik later altijd kunnen zeggen: ‘Gij, priesters van Apolloon, die u thans tegen de verering van de Held van Temesa verzet, gij hebt deze verering zelf ondergraven door zijn priester, door u gewijd, door de goden geroepen, niet in vertrouwen te nemen.’ Ik wist in het geheel niet, of deze woorden ooit uitgesproken zouden worden, en vermeld het hier alleen om te tonen hoe waakzaam ik was, en steeds met de toekomst bezig. Natuurlijk waren van Krokinas' verraad alleen deze priesters en de archont op de hoogte. Theagenes in geen geval, laat staan Anaxibia. Zij wist reeds te veel.
Naar gelang de nacht van het jaarlijks offer naderde, werd ik meer en meer in beslag genomen door die ene vraag, waarvan zoveel voor mij afhing. Waarlijk, het ging er niet om of Krokinas in het bestaan van Polites geloofde: het ging om dit bestaan zelf, nauwkeuriger: om de openbaring van dit bestaan in het daadwerkelijk aanvaarden van ons offer. Het was immers heel goed mogelijk, dat Polites, tot walging gebracht door onze flauwhartigheid, te trots om Krokinas de schedel in te slaan of zich op Timokreon te wreken, er al jarenlang de voorkeur aan had gegeven het meisje te laten voor wat zij was. Polites was een wijsgeer geworden, peinzend over de trouweloosheid der mensen. Een vergiftigd meisje, wat moest hij daarmee? Was haar schim niet alreeds in de onderwereld verdwenen, onvindbaar zelfs voor hem? Wij wisten het niet, maar van de onderwereld hadden wij toch vrij scherp omschreven voorstellingen: de vaagheid en de duisternis ervan, de doolpaden, en de plotselinge ontmoetingen. Van het plotselinge moest een schim als de zijne het hebben: dat ene ogenblik in de cella, geldend voor een heel jaar. Dan was zijn rechtvaardigheidsgevoel bevredigd, de bloedschuld tijdelijk weer aangezuiverd. Maar juist omdat hij leefde voor dat ene ogenblik, moest alles ook onberispelijk in zijn werk gaan. Het was volstrekt ondenkbaar, dat Polites niet meer bestond, - want waar was hij dan gebleven? - het was daarentegen zeer goed denkbaar, dat hij niet meer kwam, of alleen maar een blik door het hooggelegen
| |
| |
venster van de cella naar binnen wierp, gebukt spiedend in zijn ontzaglijke lengte, de helm op het hoofd, het zwaard aan de zij, het wolfsvel bezwangerd met de schimmelige kilheid der onderwereld: duister, stinkend en verheven.
Ik ben een man van de daad, al is redeneerlust mij niet vreemd, en bij mijn toebereidselen vergat ik niets dat mij zekerheid zou kunnen verschaffen. Nog vijf dagen had ik de tijd om mij te oefenen met de drank. Deze aftreksels van de maankop - maar er waren ook andere bestanddelen - zenden vóór de slaap de eigenaardigste dromen, en tot lang na het ontwaken doet zich een afmatting gevoelen, die bij Timokreon nooit merkbaar was geweest, omdat hij al slaperig was van zichzelf. Dus oefende ik mij om bij het krieken van de dageraad enkele ogenblikken lang zo wakker te zijn als met doelmatig handelen verenigbaar was. Van mijn aanvankelijk voornemen om mij zo weinig mogelijk te bedwelmen had ik afgezien. Ik wilde mijn priesterschap niet inwijden met een gebrek aan goede manieren tegenover Polites, en wat kon het mij meer brengen dan bevrediging van laakbare nieuwsgierigheid? Wat ik weten moest was niet hoe hij het meisje doodde, maar of zij de volgende dag bijgeval nog in leven zou zijn. Zo ja, dan nam ik mijn ontslag. Of ik mij aan dit besluit zou hebben gehouden weet ik niet; dat zou van allerlei bijomstandigheden hebben afgehangen.
Na met vaste hand de offers te hebben verricht, - nog hoor ik de bewonderende zuchten der helpers, waarin wellicht ook Krokinas de zijne mengde, - trok ik mij in mijn kamertje terug, waar ik de drank nam en naar de zich verwijderende voetstappen bleef luisteren. Het was een koele dag geweest, en het speet mij geen dikke wollen kleren te hebben meegenomen. Ik herinner mij de late vogels, en de zeewind door het open venster. Daarna ging ik naar de cella, en het duurde niet lang, of ik hoorde de andere voetstappen. Mijn hoofd was begonnen te gonzen, zodra ik mij op het rustbed had neergelegd. Toen werd de deur geopend, en zij schuifelden naar binnen, omslachtig, struikelend nu en dan. De last kon niet zwaar zijn, maar misschien was er een nieuweling bij. Buiten op het pad stond de lege draagbaar. De andere deur was al afgesloten. Iemand raakte zachtjes mijn arm aan. Ik sloeg de ogen op. Bij mijn rustbed stond een man, niet te herkennen in de schemering.
| |
| |
‘Vader, wilt u er zich van overtuigen, of Iphtime nog leeft?’
Zonderling, hij gebruikte de naam. Ik kon mij niet herinneren of dit gewoonte was, en ik keek de man aan alsof hij mij goed nieuws bracht, over Temesa, of over de wereld en de goden, of over Orseïs. Als een zachte branding steeg de bedwelming in mij op, en ik besloot aan Orseïs te blijven denken zolang ik kon.
‘Waarom?’ vroeg ik met zware tong, ‘waarom zou ze niet leven?’
Hij boog zich naar mij over. - ‘Krokinas heeft het gezegd. U zou het hem bevolen hebben; wij moesten u eraan herinneren. Natuurlijk leeft zij, u heeft gelijk, maar u moet het zien.’
Krokinas. Bewees dit iets? Een teveel aan ijver, of om mij een lesje te geven? Voor zover ik wist, bestonden er geen bepalingen die deze laatste blik verboden. Ik sliep al half, en toch wist ik dit alles.
Opgeholpen door de beambte, begaf ik mij naar het andere rustbed, waar ik zelf de doek moest verwijderen. Iphtime was de veertienjarige dochter van een onzer mijnopzichters, die zich zeer behoorlijk gedragen had. De dochter had ik nooit gezien, de vader had ik op straat aangesproken om hem mijn leedwezen te betuigen. Hij had mijn hand gekust.
‘Het is goed,’ zei ik, ‘zij ademt. Het is in orde.’
Het gezicht was wit, zoals zulke gezichten zijn, klein en wit, ik kan mij niet voorstellen, dat zij mooi is geweest, maar dat is misschien alleen omdat het voor haar geen zin meer had om mooi te zijn. Wankelend liep ik terug naar mijn rustbed, en bleef met gesloten ogen naar de mannen luisteren, die nu gedwongen waren zelf de doek over Iphtime heen te trekken, - hun voetstappen, de deur, het omdraaien van het slot, het verzegelen, - hun voetstappen buiten. Het machtig brouwsel had mij geheel in zijn macht, maar uit ervaring wist ik, dat ik nog heel wat innerlijke landschappen te doorkruisen had alvorens in slaap te vallen.
Eerst de plichten. Ik bad tot Polites, en voor het geval dat het onmogelijk was tot hem te bidden, waren daar nog de gebeden tot Zeus, Apolloon, Hades, en Temesa's schutgodin Pallas Athene. Vooral tot Hermes ook, de bewegelijke reiziger, die Polites moest geleiden naar omhoog, tot ons, zijn vereerders en schuldigen door de schuld der vaderen. Ik smeekte om Polites' verschijning naar recht en billijkheid en oud gebruik; en eigenlijk
| |
| |
smeekte ik alleen maar als priester niet onmogelijk te zullen worden gemaakt, iets dat de machten mij wel vergeven zullen hebben. Terwijl ik bad, gleed ik door die onaanraakbare dreven vol kleur en gloed, die Orseïs nog ergens bewonen moest. Ik zag haar zoals ik haar bemind had, mijn oogappel: zij vluchtte voor mij uit, de haren van kleuren wisselend; en ik zag Periphas, die zeesterren doodde en in het water grootmoedig deed herleven tot veelstralige bloemen. Ik daalde, steeds dieper. Naderde ik de onderwereld? Uit Ilias en Odyssee traden de helden aan, verheven gestalten, ten geleide geschaard in rijen langs mijn weg. Nog veel meer zag ik. Zo kwam de slaap. De volgende dag zou Temesa gaan met kransen in het haar.
Toen ontwaakte ik, rillend van de kou, schudde de loden gewichten van mij af, en merkte, dat het ochtend was, en dat ik mij haasten moest. Met een verbeten wilsinspanning richtte ik mij op. Zo gleed ik van mijn rustbed, en sloop naar het andere, tegenover mij. Alles was te onderscheiden in de cella: een bruingroen licht, waaraan verkleurende bladeren hun aandeel hadden. Eén beweging, en het meisje Iphtime onthulde zich. Neen, mooi was zij niet: ik herinnerde mij de gedachte van de vorige avond. De koorden, die haar omsnoerden, hadden op de blote armen groenblauwe plekken verwekt. Haar gezicht was heel bleek, en ze was ongetwijfeld dood. Hoe lang al? Krokinas' drank? Neen, niet Krokinas' drank, en mijn zucht van verlichting moet buiten de cella te horen zijn geweest, toen ik aan haar hals de in gegrifte tekenen ontdekte, waarvoor ik de goden op mijn knieën dank mocht zeggen. Tuimelend bereikte ik mijn rustbed, en sliep weer in. De beambten wekten mij. De goden was ik rijke offers verschuldigd, ik overlegde hoe ik de onkosten voor Anaxibia geheim zou kunnen houden.
|
|