Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 324] [p. 324] Het souper Zij was zoo mooi, en trots haar rimpeling Zoo poezelrond in 't donzig blond gevleesd Aanschijn verschanst, Dat het volijv'rig beest Dat 'k was oploste tot een schuwe glans Over haar zwart fluweelen leest... En toen zij schimpen ging Dat ik te ijl geworden was, Verschool ik mij in 't glas Vol roode wijn op de versierde tafel, - Damast tot bloemen en kristal verkaveld, - Waar ik de kans schoonzag Haar mond met die goedronde lach Zoo te benaad'ren, dat zij, dolle vrouw Die schuimend oplost in haar eigen lonken, Zoetzalig, zatgedronken, Insluim'ren zou... Vorige Volgende