Gestelsche liederen
(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend
[pagina 143]
| |
Vader en zoonaant. | |
[pagina 145]
| |
I. De oude molenaant.Een vader blijft steeds ver buiten zijn kind.
Hij is een man die wat een jongen zoekt nooit vindt,
En als het kind op leven en beweging rekent,
Laat hij een bouwval zien die niets beteekent.
Wij wandelden naar de oude molen, hij en ik,
En hij herkende niet de ontgooch'ling en de schrik
Waarmee ik wieken miste aan 't lage huis.
Zijn machtloosheid werd nooit zoo wreed gemeten
Als aan 't gemis dat ik hem eeuwig heb verweten:
Vier wieken, en hun spokig stormgeruisch.
|
|