Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 109] [p. 109] Danaë en de gouden regen De dagen door waren haar droomen goud Omrand in 't duister van haar kerkerstraf; O eenzaamheid: wat anders 't zonlicht gaf Werd stralender van binnen uit aanschouwd Dan ooit in 's werelds bloei; een tooverstaf Sloeg gulden bloemen uit de grond: vertrouwd Taf'reel, maar feller brandend in dit graf Waar zij haar weelde zocht uit zelfbehoud. Terwijl in 't voorvertrek de oude vrouw De stukken goud op haar vingers natelde, Werd heel haar hemel licht en goud en blauw. De god boog over, zocht haar op de tast, Bloem die een bloem ter paring vergezelde, En barstte als stuifmeel in haar donk're kast. Vorige Volgende