Gestelsche liederen
(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
Boerderij bij Doornaant.In deze hoeve heeft Napoleon
In achttienhonderdellef overnacht.
Het was een lentedag, lauw, zonder zon:
De oude bode, die berichten bracht
Langs de oude postweg, waar het dorp aan lag,
Zweette zoo erg dat hij 't niet harden kon.
De kleine kamer waar de keizer sliep
Was stoffig en bedompt en rook naar kamfer.
Er was een haan die voor zijn venster riep;
De keizer uitte zich hierover schamper:
‘Le coq gaulois!’ - men zegt, dat hij slecht sliep
Die nacht, door 't eerste knagen van de kanker,
Waaraan hij in de vreemde sterven zou...
De dorpelingen vreesden hem maar matig;
Zij vonden hem te dik, zijn blik te flauw,
't Gevolg te klein, - de wacht liet, zeer nalatig,
Hen veel te dicht bij 't witgekalkt en statig
Door Frankrijk overwapperde gebouw.
Die witte vesting staat nog steeds gegrond:
Een vesting waarlijk, waar de bleeke keizer
Voor de allereerste maal 't beleg doorstond
Van angst en pijn in plaats van kruit en ijzer,
En aan 't onmerkbaar kruipen van de wijzer
Bij 'n flakkerende kaars de dood verstond.
|
|