Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] X Om schuttersvolk te schild'ren moet men hen Niet in 't gelaat zien of men daarin leest: Nieuwsgierig is geen kunst'naar ooit geweest Dan naar dat eene tooverwoord: ik ben. Ik bèn die schutter, ook al oordeelt men Mij'n ander en een meerd're naar de geest; Wanneer hij eet, verzadig 'k mij het meest, En al zijn kind'ren zijn mijn kinderen. Men ziet mij aan zijn disch, vol van het bloed Dat 't zijne is, maar niet in mij mag blijven, Daar 'k mij aldra weer naar een ander spoed. En naar dit vreemde vocht, dat in mij voer, Weet niemand hoe mijn wezen te beschrijven: Hun aanvoerder - of een soldatenhoer? Vorige Volgende