Gestelsche liederen(1949)–Simon Vestdijk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] IX Er leven schutters in zijn machtsgebied: Ontel'bren, die gedwee de kop opsteken, Zoodra hij 't hun met forsche penseelstreken Beveelt, - maar wie het zijn dat weet hij niet. Schijnbaar van 't werk'lijk leven afgekeken, In raadzaal en in woningen bespied, Is er die stille naglans aan hen, die 't Oerbeeld verraadt, dat niet werd opgeteekend. En daarom blijft hij hunk'ren naar de eene, Die hij op straat zou kunnen tegenkomen: Zijn schepsel, en terzelfdertijd zijn vriend. Lang kan hij wachten voor die is verschenen, - Totdat hij, in de zwang're afgrond ziend, Zichzèlf aanschouwt, in 't vendel opgenomen. Vorige Volgende