Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] Vincent van Gogh Iedre zwier van schijn verzaken, Worstlen om de lijn te vinden Die mijn wil voor 't oog be-teekent, - Dan het honderdvoud bedoelen In een omtrek vereenvouden, Vast en zwaar, zoodat de weerstand Meespreekt uit zijn sterke buiging, - Deed ik zoo niet, naakt en zeker, Zoodat niets bleef dan dit Ware? Kon ik anders? Want mijn wezen Was de weerstand zelf die haatte Wat zich licht en leeg wou vlijen Op de peulen van 't gedane, Op het bed van de gewente. [pagina 90] [p. 90] Altijd zocht ik naar dit ééne: Kracht die tegen kracht zich kantte. Had het leed lief daar 't zoo zijn moest. Vreugde vond ik door mijn daden. Toch was ik een mensch, een kind haast, Hunkrend naar wat heusche bijval, Hijgend mijn geslacht te toonen Dat ik niet een waardloos droomer Maar voor iets goed was op aarde. In baloorig onvermogen Deed ik soms wat ik niet wenschte: Heimlijk schreide ik om de liefde Van mijn volk dat mij miskende. Tot in school van kunst en vriendschap Ik de schoonheid van het zuiden Wou verwinnen voor het noorden. Vriendschap, ach!.... En in mijn aadren Sloop de dood: de driftge pijnen Joegen de arbeidsdrift tot waanzin. Toen trof ik mijzelf ten doode. O, maar mijn verwant zat naast mij En mijn jeugd blonk teer en vredig.... Vorige Volgende