Het zwaardjaar(1916)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] De glimlach Ziet ge wel, nu ik mij wendde, Hoe ik glimlach als weleer? De cirkelgang ten ende Leg ik mij naast u neer, O mijn zuster de Dag! Er waait boven onze hoofden Die schaduwen laag omloofden Eénzelfde blanke vlag. Het zijn deze eigen tuinen Waar ik u vond en liet, Nog spelen de vlammen om puinen In gindsch niet ver verschiet, [pagina 60] [p. 60] Nog zweeft van uur tot uur De zwerm in grauwe gewaden: Zorgen, noodwendige daden, Door de voorjaars-stille natuur. En ook wijzelf zijn eender. Onze liefde voor elkaar Was luider, maar niet gemeender, Dan nu na dit donkre jaar. Die glimlach - weet ge nog wel? Wij glimlachten alle dagen, - Maar nu heb ik hem gedragen Als laatste licht in mijn cel. Als een lamp, als een kleed, als een wimpling, Als het teeken van een verbond - Zooals Noachs boog op de rimpling Van 't zinkende water stond - Een verbond tusschen mij en u, Een verbond tusschen Een en ons beiden: De Glimlach boven het Lijden, Onoverwinbaar nu. Vorige Volgende