Het zichtbaar geheim(1915)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 248] [p. 248] Op zorgvlied De Wereld vond in een schoon oord De plek voor 't leelijkste Paleis, - Dat galmen zal van 't Vrede-woord. O Tijd van vreê! o zoete Peis! De landen druipen midlerwijl Van bloed en staan geschroeid in brand, Daar ging de List in aller ijl Met Heb- en Winzucht hand in hand. Die vielen op de Slaper aan Die in zijn bed-kleedij verward, Loopt, struikelt en niet stil kan staan Voor 't mes hem treft en de adem spart. [pagina 249] [p. 249] En prachtge leuzen klonken luid: Die Slaper was niet zooals wij, Eenzelfde God heeft ons beduid: Vernielt dien hond, dan eert gij Mij. De Slaper viel, maar 't wákkre volk, Gedreven door zijn eene God, Sjort om de buit en stoot zijn dolk, Nog rood, nu naar elkanders strot. En rondom hen ligt slim en vroom De bent van vorsten op de loer: Elk spiedt of eigen uur haast koom', Elk zorgt of niet zijn buur zich roer'. En allen bulken wijs en braaf Beloften, dreiging en vermaan, Maar samen zijn ze elkanders slaaf, Zij doen niets, kunnen niets, en gaan. Zij gaan, en waar in 't vriendlijk oord De romp rijst van 't verknoeid Paleis, Daar zalft hun oor het Vrede-woord. O Tijd van vreê! o zoete Peis! [pagina 250] [p. 250] Daar heeft de Schot die goud uit staal, Maar ook uit merg van menschen kneedt, Geld geofferd voor die Vrede-zaal Waar nu dat heir van grooten treedt. Daar schonk ook elk van hen zijn gift: Gestoelte of ruit, tapijt of vaas. O vorstlijk parvenuen-stift, Wat schijnt ge grootsch, wat zijt ge dwaas! Leus die als alle leuzen liegt, Mom voor de lafheid die beveelt, Glimp voor wie graag zichzelf bedriegt, Schijn waar zich de ijdelheid meê streelt! Breek af dan, in dat vriendlijk oord, De leugen van dat valsch Paleis! Eerst daarna galme er 't Vrede-woord: O Tijd van vreê! o zoete Peis! Vorige Volgende