Het zichtbaar geheim(1915)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] Verschijning Hunkren doe ik vaak nog naar uw adem, Naar uw oogen, naar uw donkre haren, En ik schrei en zucht omdat uw liefde Nooit mij meer verstaan zal en verwarmen. Maar dan komt gij met uw rijkste glimlach Vóór mij staan en zegt: ‘mijn lieve meester, Was uw leven niet altijd het mijne, En het mijne 't uwe, zoodat beide Onafscheidlijk samen zijn gestorven, Onafscheidlijk samen zijn gebleven In de erinring die gij nu moet dragen? Ik die nu hier sta in uw erinring [pagina 160] [p. 160] Blijf met u, al moet gij nog verandren, En wat mijn was blijft met mij hetzelfde, Gij ook, en geen wissling kan u deren, Schoon gij groeit in mij weer vreemde tijden. Want wel is terugkeer niemand mooglijk, Maar wat was blijft in hem tegenwoordig, En ik ben voortaan die u de vrede Van dat ongerept bestaan verzeker.’ Dan verdwijnt gij als een mensch in nevel, En ik voel uw zoete stem mij streelen, En ik proef de geur nog van uw haren, En uw armen voel ik mij omarmen. Vorige Volgende