Het zichtbaar geheim(1915)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] De regel [pagina 131] [p. 131] De regel Kind van man en vrouw begeeren Meisje een knaap en knaap een meisje, - Ons zoolang we 't vers hanteeren Neurt in 't hart hetzelfde wijsje: Lang gescheiden, laat gevonden, Eindlijk één, hoe lang zal 't duren? Die in liefde elkander bonden Wonen elk voor zich als buren. Zaagt ge nooit van gaan en komen, Ebbe en vloed de vaste regel, Nu in harten, dan in stroomen? Want dat schonk een god op zegel, [pagina 132] [p. 132] Koopbrief van uw tijdgedragen, Etherhel en bloedwarm leven. En als wolken wolken jagen Zoo is nooit een ding gebleven, Maar ook nooit een ding verzonken Dat niet elders weer zou rijzen Van eenzelfden adem dronken Eender op oneindge wijzen. De verscheidnen storten samen En doordringen en beminnen, Tot de huivring van hun namen Eén wordt in ons wetend zinnen, En niet de eenen en niet de andren Maar de stroom van hun vereening Maar de storm van hun verandren Wiekt als lachen, waait als weening Door de woorden die wij uiten, Die elkaar hun wissling spieglen, Die zich tot een keten sluiten, Hun schakeeringen doen wieglen [pagina 133] [p. 133] Tot ze ongrijpbaar gelijk water Wijken, deinen, vloeien, blinden, En in fluistring of geklater Geen de droppen zal hervinden, Geen de oorspronkelijke woorden Die hun zielbeladen snellen Dreven door dezelfde boorden Tot één wellen en één zwellen... Of het wonder plotsling stolde? Want de wind van mijn ontroering Die zijn flonkringen ontrolde Als van parelen de ontsnoering, Legt zich en als koude kralen Die zijn hartklop niet doen haasten Telt de kenner van veel talen Woorden die hij zich wil naasten. Wat hun zin en hun verband schijnt Teekent hij zich in zijn lijsten, Wat hem dwaasheid, wat verstand schijnt; - Want zichzelf acht hij den wijsten. [pagina 134] [p. 134] Blijft van dat zoo dood ontlede Iets voor laatre volken achter? In een volgende eeuw alreede Zit een hopenshelle wachter. Voor zijn oogen is het vonken Herbegonnen - voor zijn ooren Heeft het als voor ons geklonken - En in onzen droom verloren Trilt zijn hart in hem als 't onze, Als die snaar aanstonds zal luiden, Stijgend schalle of donker gonze, Krijgt door hem een nieuw beduiden Wat uit ons zich eenmaal klaarde. 't Andre ontstond en toch hetzelfde Waar 't gescheidene eindlijk paarde En een nieuwe schoot zich welfde. Vorige Volgende