Het zichtbaar geheim(1915)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Zij beiden Zij beiden hebben het als vrinden Moeten vinden, De proevende droomer, de harde werker. De Dood, die Berserker, Die valsche pander, Had d'een en d'ander, Zoo hij hem had te leen bekomen, D'adem benomen. Maar de twee verbonden Kon hij wel wonden Maar niet vernielen. Zoo van den Dader de leden vielen, Sterkte die zoete Zinner zijn voeten, [pagina 75] [p. 75] Opdat zij liepen naar schoone hoogte; Zoo bronnendroogte Vrat in den Peinzer Hief de eeuwige Reizer Den krachtlooze mee totdat zij wonnen Onvermoede horizonnen. Nu liggen ze en rusten Op een berg, als gered aan de kusten Van den reinen oneindigen hemel. Geen laag gewemel; Maar alleen het gesuis in de pijnen Boven hen - loodrecht lijnen De stammen omhoog - is als het druischen Van de etherzee verafstand tot een ruischen. In hun ooren het bloed is niet anders als zulk een zingen. Hun oogen dringen De ruimte door, verloren In vrede en gloren. En geen gedachten Aan de dagen die waren en de dagen die wachten. Vorige Volgende