Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het zichtbaar geheim (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het zichtbaar geheim
Afbeelding van Het zichtbaar geheimToon afbeelding van titelpagina van Het zichtbaar geheim

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

ebook (2.81 MB)

XML (0.19 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het zichtbaar geheim

(1915)–Albert Verwey–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 66]
[p. 66]

De voetwassching

 
Spreek ik dan nu altijd alleen met u?
 
Geen omweg langer en geen pijnlijk zien
 
Of de andre naast mij goedkeurt wat ik zeg?
 
Maar blind en doof voor elk, behalve alleen
 
Voor u, aldoor uitstorten wat ik denk
 
En weten - zooals onbewust een kind
 
Het van zijn moeder voelt - dat gij en ik
 
Een zijn, dat wat ik spreek gij spreekt in mij,
 
Dat wat gij luistert altijd is uzelf?
 
O duld het, duld het dat ik dit geloof.
 
Ik kan niet leven als ik niet mijn Ik
 
Opoffer en geheel vergeet. Geen weet
 
Hoe smartlijk mij dit leven was, die angst,
 
Die aarzling en die afkeer van de daad
 
Die nooit volmaakt kon zijn wat ik haar wou,
 
Die nooit volkomen werd wat gij haar wenscht.
[pagina 67]
[p. 67]
 
Nu ben ik thuis. Nu voel ik als een wolk
 
Die weerkeert in de zee. Een bloem zich sluitend
 
Na de bevruchting is zóó stil-voldaan,
 
Zoo zeker dat haar kringloop is vervuld,
 
Dat ze in zich draagt waaruit zijzelf ontstond,
 
Haar aanvang en haar doel, het blijvend zaad
 
Van eeuwig leven. Die gemeenschap waar
 
Een vrouw alles voor laat, die met het kind
 
Dat in haar schoot is, vond ik nu voorgoed.
 
Ik laat niet meer van u. Ik hoor uw stem
 
In 't waaien van de wind en in 't geruisch
 
Van stroomend water, in geblaart en mensch.
 
De vormen zijn van u, van wolk en plant,
 
Van zand en vuur, de nietigste gedaant
 
En edelste gestalte. Mij behaagt
 
Het wonen op uw aarde alleen daarom,
 
Alleen omdat ge in alles zijt, omdat
 
Ge 't zijt en ik door alles ben bij u.
 
Gij zijt in mij. Zijt gij ook mij? Ik zag
 
Onlangs een schilderij: vóór bosch in zon
 
Vrouwen rondom een rots: een regenboog
 
Van kleuren, wonderwarme schaduw vulde
 
De lucht langs een gelaat of tusschen borsten,
 
Het naakt van rug of been blonk vast en vol.
[pagina 68]
[p. 68]
 
Eén stond, één bukte die de voeten waschte
 
Aan een van de andren, zittend. Als een vrucht
 
Die gij hem rijp gereikt hadt, had die man,
 
De schilder, dat tafreel daar, door de teekens
 
Die zijn penseel op doek met verf kon maken
 
Doen leven in de ruimten, - eeuwen lang
 
Leefde 't zoo in de ruimten, - zoo nog eeuwen
 
Hoop ik dat het zal leven. Zóó te leven,
 
Zóó lang, zoo heerlijk, dat kunt gij alleen,
 
Dat kon die man alleen bewerken daar
 
Gij in hem waart, daar gij hem waart. Ik beef
 
Door dit te denken. Want dat is geen stof,
 
Dat wat daar leeft. Die verf is anders niet
 
Dan teekens. Wat er leeft is iets in mij,
 
Zooals 't in hem was, onbegrijplijk, vormloos,
 
En toch essens van vorm, en hoogst begrip,
 
Stralende door de tijden. Werklijk niet,
 
Maar een geverfde schijn. En toch, geen diepte
 
Van werklijkheidsontroering peilde ik ooit
 
Zoo ademloos geboeid als het vizioen
 
Dat door die poovre strepen van 't penseel
 
En simple kleuren feilloos lag ontgloeid
 
Voor d'innerlijken zin, ziend door mijn oog.
 
De wereld die gij zijt, die buiten ons
[pagina 69]
[p. 69]
 
Zoo schoon zich toont, was in dien man, een tweede,
 
Werklijker wereld, haar afbeeldsel niet,
 
Maar eer haar oorsprong. Ik zeg: in dien man.
 
Dat is een beeld. De onstoffelijke wereld
 
Bestond: hij zag haar en hij toont haar mij.
 
Nooit inniger dan door dat zien gevoelde ik:
 
De onstoffelijke wereld is. Haar naam?
 
Droom, God, Verbeelding, maar zij is het Leven,
 
De ware waarheid van de werklijkheid.
 
Gij zijt die. Gij verschijnt, in kleur, in klank,
 
- Ach, waarin niet? - ook in mijn woorden zijt ge,
 
Ook in mijn zien, mijn zijn. - Want wat is kunst?
 
Niet dat die schilder maakte, maar dat gij
 
Hem zoo verscheent, o mijn vereerde Maker,
 
Maakt hem en mij zoo zalig. Hij zag u,
 
Hij leefde in u, hij wou niets anders zijn
 
Dan de onlichaamlijk-stoffelooze geest
 
Die door hand en penseel tuigde van u.
 
Daardoor was tusschen hem en mij niets anders
 
Dan gij, de ware werklijkheid, de klare
 
Stoflooze ontroering: vlam, niet langer vuur.
 
Ik dwaal om u, als om een kaars de mot,
 
Maar in uw lichtkring sterft niet ik, maar al
 
Wat niet met u wil zijn, niet u wil zijn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken