De weg van het licht(1922)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Een Nieuw Gezang Kon ik mijn kracht verzamen, Rein, tot een sterke straal Van taal, Ik zou de Dood beschamen, Die altijd loert en luistert Of hij wat in ons sterft Verwerft, Wat in ons voortleeft kluistert. Neem aan, Dood, wat moest sterven, Maar 't leven dat ge liet Gebiedt Mijn wil, niet uw bederven. Ik draag het, onverminderd Door u, en stort het uit: Geluid, Dat ge in zijn vaart niet hindert. Ziel zijn, en 't altijd blijven, Tot de uiterste oogenblik En snik, Zij de eer van de aardsche lijven. Door aarde en hemel vinden Dan zinnen en gevoel Hun doel, De geest waait met de winden. Nochtans - in schomlend walen Beweeg' hij als 't kompas Om de as - Hem blijft één punt bepalen: [pagina 22] [p. 22] Verder dan zonnen, verder Dan één gevormd begin, Eén zin, Eén zichtbre of denkbre Herder, 't Eéne onuitspreekbre, in kolken Vergaand en als een pluim Van schuim Vlagende als licht door wolken. Als licht door wolken vlagend, Zoo stort zich door de stof Die dof Verviel, één Ziel, hem dragend; Eén leven, 't maatloos wonder, Dat alle kracht doorvloedt, Doorgloedt, En elk ding in 't bizonder; Eén leven, 't uwe en 't mijne, Dat in en uit ons spreekt En breekt, - En dooft, opdat het schijne. Houd vast dat Eene. Ik zamel Het aldoor weer tot straal Van taal. Ik zing 't, totdat ik stamel... Vorige Volgende