Van het leven(1889)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] 2. Zij zeggen dat ze on-zelfsch zijn, maar zij houden Van menschen als een vrek houdt van zijn duiten. Die telt 't goud geld in stapels voor zich uit en Laat er 't geel lamplicht lekker over gouden. Zoo zij. Oók sluiten ze hun lief weg als zouden Dieven het stelen: 't is hun lust laat buiten De deur te loeren of soms voor de ruiten Geen boeven staan, die hen berooven wouden. Jaloerschheid, kanker van zelfzucht'ge zielen, Vreet in die bloem, hun ziel, die rein wil schijnen, En stoft op liefde, maar stinkt van begeerte. O, Liefde om 't lief heeft beter niet of meer te Begeeren dan dat 't lief niet hoeft te kwijnen In and're kooitjes dan die 't best bevielen. Vorige Volgende