De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] XII. Ik zie uit morgenmist vier paden komen Die samenloopend aan een hoek van 't huis In 't lichtre rond zich toonen als een kruis. Oudtijds was dit een schoon symbool genomen. 't Seizoen is na dat in een nacht van tijd Een naakt man aan een kuis hing, ongebroken De leden, maar met speer zijn zij doorstoken. De aard spleet, die dooden opwierp wijd en zijd. En daarvan teekent de aard haar heil. In 't teeken Van dien Gekruisten kwam een menschheid saam. In hem hun doodsangst stierf. In Christus' naam Zou Petrus Hel en Hemel openbreken. 't Geloof verstierf, maar 't beeld sterft nimmermeer. Uit nacht kwam heil. De liefste paden komen Uit dichtste neevlen. Als rivieren stroomen Zij heilaanbrengend tot het kruisbeeld weer. [pagina 95] [p. 95] En wie er aanwoont raadt naar alle zijden Het land dat ver en vaag in 't donker ligt. Wanneer de zon komt wordt het verste licht. Paden van de aard gaan geestlijke terzijden. Vorige Volgende