De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] VIII. Hoe ligt het land zoo roerloos, zoo gelaten, En wacht de donzig-witte en kille sprei, Die wat er levends in verborgen zij Bezorgd zal koestren onder schijn van haten. Slaap stil. Ik ook ben zoo een roerloos land. Ik ook voel vlokken die zich rond mij weven. Hun val voelt koud. Maar 'k draag het warme leven Te warmer in mij waar hun koude 't bant. Vorige Volgende