De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] II. De stilte die ik om mij voel als de avond Om mij, mijn huis en kalme duinen staat - Daar 't tikken van de hangklok luider gaat - Dringt in me, heldrer mijn gedachten stavend. De stem van mijn gedachten tokt aldoor, Als 't boblen door de tuit van 't borlend water; Als 't zingen van die onvermoeibre prater Beweegt en spreekt wat ik diep in mij hoor. Dichter, het zijn is schoon maar merk het worden. In u is al wat ge om u heen begeert. De schat die zich in eenzaamheid vermeert Zal op zijn tijd voor andren zichtbaar worden. Wat in uw cel bij 't gele licht geschiedt Zal eenmaal in de zon zich openbaren. Het hoofd dat buigt over vermolmde blaren Verliest daarmee den lach van 't leven niet. [pagina 79] [p. 79] En als u stemmen uit de dooden spreken En gij hun luistrend zelf een doode lijkt, Schrik dan niet zeer als wen de nanacht wijkt Een levenskreet uw lippen uit zal breken. Vorige Volgende