De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Mijn huis en verborgen wegen. [pagina 73] [p. 73] Mijn huis. [pagina 75] [p. 75] I. Mijn huis dat op de helling leit van 't duin Heeft uitzicht op de toegedekte landen Waar tusschen haag en hout vereelte handen De bollen borgen in mijn kweekers tuin. Hoe de plek waar men woont zoo een kan worden Met ons die daaglijks toch naar lijf en geest Zoo groote reizen doen, bevreemdt mij meest Nu ook in mij de landen ledig dorden. Want zulk een land ben ik ook nu: de grond Ligt droog, maar zorgzaam bearbeid en besloten, En schat die bloemenrijk stond uitgesproten Ligt nu verhuld, wijl geen weet wat ik vond. Zoo zijn de luchten ook, de horizonnen, Zoo stil, zoo schijnloos, en de duinenrij Bewaart die landenvolten van terzij Voor najaarsgolven die gedreun begonnen. [pagina 76] [p. 76] Zoo ook in mij. Zoo zal een heerlijkheid Van kleurge tulpen, donkre hyacinthen, Narcissen-geel en anemonen-tinten Eens wieglen waar een lent de lucht bevrijdt. Zoo zal een vreugd van zomersche gedachten, Van lied en zang als oor en hart verheugt, Opwieken waar nu stille erinring heugt En toekomst flauwt en hooge wenschen wachten. Als duinreeks staat mijn hooge wenschenwand: Als najaarszee erachter stormt de breker: Mijn leven dat zijn hartstocht zwaar en zeker Bedwongen voelt door meer dan menschenhand. Mijn hartstocht stormt: altijd door blauwte en donder Was rust noch duur in 't zwaatlend element. Veel sloeg het neer, veel wiegde 't overend, Maar toornde of speelde 't, onduur school eronder. Is 't meer dan duin wat nu zijn almacht dwingt? Dan dijk? - Want steen of ijzer, 't was al eender. Men zegt: door sferen klinkt geen zang sereender Dan die hun onmaat in zijn maten klinkt. [pagina 77] [p. 77] Is het dan zang? - 't Is wat de zang doet baren: Liefde die hart en heemlen tevens leidt. Ik heb voor u mijn onduur neergeleid: Liefde die storm en onrust doet vervaren. Ik heb door u mijn wenschen vast gebouwd. Mijn breker stormt - mijn duinreeks zal niet stortlen. Haar bindt een helm met diepre en peezger wortlen Dan van gindsch zand de korlen samenhoudt. Bloei dan, mijn land. Wordt lichter, horizonnen. Blijdt, luchten, blauwer over 't veld u uit. Van déze liefde is elke bloem de bruid: Zij houdt voor elke 't kleurge kleed gesponnen. Zij maakt van elke 't vrouwtje dat op 't veld Niet arbeidt en toch schoon staat aangetogen. O mocht van mij haar kind ze alleen gedoogen Dat hij haar werk aan elk van hen, vertelt. Vorige Volgende