De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 28] [p. 28] Bij grootvaders sterfbed. Hij sterft: zijn trekken, groot en kalm, verstijven. Zijn oog, blikloos, is 't licht al half ontzonken. Slechts de gedachten die daar staag uit blonken Voelt men om mond en heldre voorhoofd drijven. Zijn handen, die op 't laken ledig blijven, Lieten het leven nu zij 't gansch verschonken, En die eerst d' adem levende ingedronken, De borst, kreunt zacht nu die niet mag beklijven. Zijn kindren die hij eerst het leven, later Al wat ze in 't leven hield heeft meegegeven, Staan rond hem die nu afscheid heeft genomen. Zij vragen: waar is vader nu gebleven? En bergen onderwijl hem in hun droomen. Hij schreef zijn naam in harten, niet in water. Vorige Volgende