De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Dichterlijke toespraken. [pagina 27] [p. 27] Bij een dam van Breitner. De stad staat stil en 't plein dat al zijn zijden Stadhuis en Kerk en Beurs bestijgen ziet. Maar grijs en steen, schoon 't avondt, sterven niet, Want straat en geevling, paarlend leven beiden. En als gestald in diepen hof, verbeiden Daar trams en paarden d' afrit, zie er schiet Een al vooruit daar 't volle volk vervliet Rondom, en enklen stil het plein op schrijden. Dit is 't hart van mijn stad, dien Dam, dien honderd Gedachten daaglijks togen in mijn droom Tot hij er heelenal verzilverd stond. Nu heeft een kunstnaar die' ik ken dien stroom Van stadsvreugd tot een beeld gerond: verwonderd Zag ik dat aan: 't was of 'k mijzelven vond. Vorige Volgende