De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] IX. Voelt gij niet langer enkel vorm en kleur, Maar van elk ding waardoor het groeit en bloeit, O ziel die d' aanblik van fantasmen boeit, Er is een geur van leven voor uw deur. Staat daar uw Zelf? dat beeld dat 'k binnen speur, Zoo schoon, door een schijnleven aangegloeid? Maar zie, een levend staat er en er vloeit Bloed naar zijn wangen en van 't haar wolkt geur. Hoe kan dat, ziel? Is 't dat wie 't leven voelt Van dingen, vorm geeft, zonder dat hij 't weet, Een levend Zelf? Heeft die zijn oog bekoeld Voor schijn-schoons lieven en verwislings leed? En staat die nu daarbinnen, een profeet En vriend van 't Leven, kalm, schoon tijd-omspoeld? Vorige Volgende