De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] IV. Het zaad van 't Leven is het eenge wonder. 't Al groeit er uit en laat het onbegrepen. Het grootste groeisel dat het onbenepen Onthult, verhult dit eene als leefde 't zonder. Huwlijk van wezens wrocht het, maar wat bond er Wezen aan wezen? Niet de meest beslepen Geest heeft dit ooit dan in 't begrip gegrepen, En 't hart gevoelde 't maar door zich bizonder. En de verbeelding naar zij grootre ranken Sproot uit dit zaad, verloor zij 't zelf uit de oogen, En 't wonder week voor vormen en voor klanken. Maar wij wien kleinre spruiten struw onttogen Voelen het wonder, moeten 't wonder danken Dat wij het zien en toch beseffen mogen. Vorige Volgende