De nieuwe tuin(1898)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] VI. 't Hangen naar schoonheid is een groot geneugt - Als in een droom wen een wit meisjeskleed Vliedt en nog wenkt in donker groen en treedt Dan in een open, en mijn voet verheugd Wil volgen, tot een lach klinkt en niet weet 'k Opeens vanwaar, want zacht, vol droevge vreugd, Word 'k wakker, zóo dat lach en luistring heugt Den dag door en ik traag mijn droom vergeet; Zoo de gedachten als een lieflijk beeld Zich toont en 't volgen op zijn scheemrend spoor Zoet wordt den schoonheid zeer lievenden man. De morgen gaat, de middag, en aldoor Vliedt en verschijnt daar mijn gedacht meê speelt, Tot de nacht komt en 'k lach en schrei ervan. Vorige Volgende