De legende van de ruimte(1926)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De Sterveling De schipper, wanneer hij het zeil hijscht, Weet waarheen hij wil, Maar de wind en de golven drijven Hem in, of uit zijn koers. De man aan het roer is wijs: Tusschen romp en zeilen en zee Weet hij de wordende vaart. Het roer is een machtig ding, Maar een wolk zoo groot als een hand Of een slaan van het flappende zeil Boodschapt de sterkere storm. Schril is het revende sein, Donker en klettrend de bui, Dreigend kreunt het gebint. Als hooger dan de verschansing De slagzee stijgt, Rukwinden belemmren de loop, De kreet ‘Aan de pompen!’ schalt, Is de beste piloot die man aan boord Die kans weegt tegen kans, en snel Maant tot de juiste daad. Of hij zich gaan laat voor de orkaan, Of kapt de mast, of ankers werpt In 't ruime of voor een hooge rots, - Met de elementen in verbond [pagina 56] [p. 56] Voelt hij zich sterk, en veilig is Het scheepsvolk onder zijn beheer, Zoolang 't verbond mag zijn. Want langer niet duurt menschemacht Dan zij de krachten van 't heelal Aan 't ingeborene beleid Verbindt, en dienen doet. En eer niet schudt de golf zich vrij Vóór van de geest de greep verslapt En de stervling ondergaat. Vorige Volgende