De legende van de ruimte(1926)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 51] [p. 51] Het Boek Als uitgeblazen rook verdwijnt Juist het meest vaste: De staten met hun pronk, de macht Van de geslachten; Maar 't meest etherische van al, De fantasie, Het vluchtige gedachtenweb, Een innige harteklop, Mits maar in woorden vastgelegd Of tonen, Zij werken voort, van eeuw tot eeuw, Waar er maar menschen leven en Ontvanklijk zijn. De vroegre dichters zongen luid Bij galm van snaren, Of drilden het bezeten koor In wilde maten, Tot, met verhaal of beurtspraak saam, Zang drama werd, - Of dichtten in een later tijd, Voor menigte of gemeent, Het lied dat makklijk weerklank vond, De spelen, Waarin de hartstocht stond gebeeld Waar 't volk door werd bewogen, toen 't Nog hartstocht had. [pagina 52] [p. 52] Nu is het dood en lied en spel Worden geschreven Voor hier en daar een stille man, Alleen gezeten, Die als de wereld om hem zwijgt, Het boek opslaat, Totdat hem voor het droomend oog En eensgestemde zin De beeldenrij in werking treedt En 't neuren Hem niet verlaat van dag tot nacht, En hij door tijd en ruimten heen Zijn dichter kent. Nu wordt het boek dit kreatuur, Veelzijdig stralend, Waarin één deel aan 't andre sluit, Verbeelding dragend Van, telkens in een ander licht, Een zulke droom Als zich aan de eenzame openbaart Die er zóó langs in woont Dat hij zijn bouw geheel verstaat En vindt zich Bezitter van een nieuw heelal Waaruit de onzichtbre Maker straalt Van al wat leeft. Vorige Volgende