Het lachende raadsel(1935)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] George's Laatste Bezoek aan Bingen Toen ge nu klaar stondt om u aan het stralende meer in het zuiden 't Graf te naasten, kwaamt ge nog eens waar de Rijn de Nahe Met zich neemt naar zee. Ge gingt naar het huis van uw ouders, Maar nog dwalend sloegt ge uw ogen op naar de bergen, Waar dat zuilige tempeltje rees met de simpele kroonlijst, Blank in het blauw. Uw lippen bewogen, maar bitter was 't fluistren: Hellas... Neen, niet reikte ge de armen als eens voor jaren, Toen wij beiden daar traden en 't woord van verlangende liefde Trilde in mijn oor. Hoe leeg was de stad nu en 't huis en de wereld! Waar was het Hellas dat ge eens gedroomd hadt te stichten in Duitsland? Ondergegaan in de diep verborgne, de toekomst van eeuwen. Toch niet dood. In uw hart lag het veilig begraven. Maar delen Deedt ge niet, zoudt ge nooit doen de waan van 't gepeupel, dat Goethe Huldigde en u nu ook, om het kleine, maar nooit om het grote. Bitter uw lach toen ge intraadt in 't hoekige huis, om nog eenmaal Troostend de kranke te zien, bemoedgend verwanten te groeten, Die ge verliet voor altijd. Hoe sterk en opbeurend verscheent ge. Hoe vertrouwenwekkend en zeker, met lachend Tot Weerziens!, Liet ge hen toen ge weer gingt. Maar gij schudde het stof van uw zolen, Vastbesloten uw lijf niet te laten in 't land van uw vaadren, Maar voor éens te voldoen aan uw droom van volkomen vrijheid. Slechts met een enkele jongere saam, die u diende en verzorgde, Kwaamt ge in het huisje aan het meer. Ge zaagt uit uw kamer de toppen Kouder worden van sneeuw. Ge hieldt op een afstand de vrienden, Hoe ze u ook baden. Ge stierft en uw graf werd besteld op het kleine Kerkhof van Minusio, dicht aan het stralende water. Vorige Volgende